Het levensverhaal van Aad Putter
"Ik ben van 1940". De eerste
jeugdherinneringen van Aad Put
ter komen dus nog uit de oorlog.
"Ik lag in mijn bed en kon de bom
menwerpers over horen vliegen.
En de hongerwinter... Wij zaten
te eten. Voor het raam verscheen
een man, met in zijn hand een
grote gele teddybeer. '-Mevrouw
als ik de pan uit mag likken mag
uw zoontje deze teddybeer heb
ben'. Een teddybeer! '-Kom maar
achterom' zei moeder. Hij kreeg
eten en toen hij klaar was zei moe
der tegen de man: '-Neem die beer
maar weer mee, dan kun je nog
een keer eten vragen'. Ik janken,
moet dat vlooiending niet in huis h
moeder zei: '-Niks hoor, ik
1'. Die beer zat vol vlooien".
"Eigenlijk was ik te jong om me er nog veel van te herinneren".
Maar één herinnering staat nog duidelijk voor zijn geest. "Mijn va
der was in de bakkerij aan het werk. Een jeep stopte op het erf en
nam hem mee. Want mijn vader had onderduikers weggewerkt. Ik
herinner me dat ik zag hoe ze hem meenamen, ik stond achter de
6