verhelpen worden 150 lege quartelen (naam voor een maat voor
natte en droge waren) overboord gegooid. Het schip kan dan wor
den leeggepomt, het gat gedicht en de reis richting Archangel voort
gezet. Dat er na deze averij bij thuiskomst een notariële verklaring
moet volgen is wel duidelijk. Dat gebeurt op 28 januari 1668 ten
overstaan van notaris P. van Buytene te Amsterdam. Een verzoek
hiertoe is gedaan door sr. Lucas Scholten en Pieter van Lutsen, koop
lieden te Amsterdam. Per slot van rekening: de schade moet worden
verhaald. De verzekering is er goed voor. De verklaring is afgelegd
door de stuurman en de beiden bootsgezellen."
1675
Een aantal jaren later verhuurt Cornelis Kruyenaar zijn schip "De
Juffrouw" aan sr. Pieter Jacobs Hoywagen, koopman te Amsterdam.
Kruyenaar belooft het schip aan de boeg te laten verdubbelen, het te
calfaten en alles te doen wat tot de reis behoort en gebruikelijk is.
De huurder moet zorgen voor bekwaam en behoorlijk scheepsvolk,
victualiën en andere behoeften. Bovendien moet hij het schip laden
zoals het hem believen zal. Het schip zal in dienst van de huurder
naar Groenland zeilen ter walvisvangst. Bij thuiskomst op de rede
van Amsterdam zal de huur voor de reis worden betaald a 2700.-
Daarboven is 5% van de vis, die door Gods zegen gevangen zal
worden, voor de schipper tot een kaplaken. Als de schipper zelf mee
vaart dan zal de commandeur van het schip hem voor de goede zor
gen betalen. De schade ontstaan aan touwwerk of ander scheeps
goed, gebruikt voor de visserij, zal de huurder na de reis moeten
betalen. Hiervoor moeten "goede mannen" (arbiters) uitspraak doen
waaraan beide partijen zich moeten houden. De overeenkomst is
geschied te Amsterdam voor notaris Adriaen van Santen.12
1684
De voornoemde reis is blijkbaar goed verlopen. Dat kan niet wor
den gezegd van de volgende reis. In datzelfde jaar (1675) verhuurt
Kruyenaar zijn schip "De Juffrouw" aan commandeur Jan Hendrixsz
van Amsterdam om vandaar ter walvisvangst te gaan naar Groen
land. Met hem vaart Claes Jansz, oud 24 jaar, en zwager van
Kruyenaar, mee als hoogbootsman. Hij had al vaker onder Kruyenaar
op dit schip gevaren. Op 21 juni komen zij in wetijs terecht onge
veer op de hoogte van 75 a 85 graden. Door de aanpersing van 't ijs
is het schip aan stukken geknepen en verongelukt, zonder dat er ook
maar iets van het schip is geborgen. Dat kwam, omdat het gebeurde
buiten het zicht van de andere schepen met uitzondering van een
37