Cornelis Bosman en zijn zoon Dirk
Op 21 februari 1787 kreeg Reindert opdracht van de schepenen, om
de toenmalige schout Jan Biere in de gaten te houden. Jan Biere
werd ervan verdacht de boeken te hebben vervalst. Bij de schepe
nen bestond het vermoeden dat Biere er op een kwade dag vandoor
zou gaan. Reindert Smit moest "vermits hij woonachtig is, in 't Huis,
waarinne Schout Jan Biere zijn Paarden en Stallinge heeft, om ten
allen tijden bij avond en bij Nagt waakzaam te zijn (zooveel moge
lijk is) en te figeleeren, ojfden gemelde Schout zomwijl ontijdig kwam
uit te gaan, met Rijtuig ojf Paart, off Paarden. En zulks ontdekkende
daan'an ilico kennisse tegeeven aan Scheepenen. En dezelve met
den daad, den noodige adsistentie te ge even
De paardenstal waar schout Jan Biere zijn paarden stalden, stond op
de hoek Buurtweg/Dielofslaantje naast herberg "De Groene Valck".
In 1788 kocht Reindert deze herberg en verkocht hem zes jaar later.6
Bleef Reindert door deze verkoop met een schuld zitten? Op 20 juli
1804 werd door Lourens Veer opgetekend: Reindert Smit ontslagen
als bode, wegens vervalsen van stukken.
Op 28 november 1805 werd Cornelis Bosman als bode aangesteld.
Cornelis Bosman werd geboren in Limmen. Hij trouwde met Aaltje
Steijl en woonde in de Kerkbuurt op huisnummer 70. Hier oefende
hij ook het beroep van winkelier uit.
Waarschijnlijk bleef hij in dienst tot aan zijn dood in 1829. In 1808
was zijn loon 85,— per jaar.
Cornelis was bode in een moeilijke periode. Ten tijde van de Franse
overheersing werd hij op 30 januari 1813 als voetbode aangesteld
door de Onder-Prefect van het Arrondissement Alkmaar.
Hij kreeg een tractement van 160 Franken. Hiervoor moest hij elke
dinsdag en donderdag naar Limmen lopen om daar de brieven voor
het gemeentebestuur te halen en te bezorgen.8 Deze werkzaamhe
den moest hij naast zijn andere werkzaamheden verrichten.
Ook tijdens de aanleg van het Noordhollandskanaal moet het voor
Cornelis niet gemakkelijk zijn geweest. Er woonden in die tijd on
geveer 280 a 300 kanaalwerkers in ons dorp. Bij dit aantal waren
vrouwen en kinderen niet inbegrepen. Op 26 december 1823, tij
dens het oproer van de kanaalwerkers, komen er klachten bij het
gemeentebestuur over de handhaving van de orde. Het gemeentebe
stuur was het in grote lijnen met de klagers eens. maar voerde ter
verdediging aan dat de gemeente slechts één veldwachter in dienst
heeft. "Deze man is reeds meer dan 20 jaar in dienst en is 67 jaar
oud. In ons rechtsgebied, dat 5 uur gaans is, moet hij de rust en orde