Het zal zo rond 1855 zijn geweest dat Jan Stierp zijn boerderij
heeft laten bouwen.
Het is een variant van de Noord-Hollandse stolpboerderij, welke
is ontwikkeld in de 16de en 17de eeuw, de tijd van het ontstaan van de
grote nieuwe polders, de droogmakerijen, onder andere de Schermer
en de Beemster.
Deze boerderij verschilt echter van een echte stolpboerderij
doordat slechts de bedrijfsruimten, de veestallen, de hooiopslag en
het gereedschap, zich onder een pyramidevormig dak bevinden. Het
woongedeelte staat er als een apart huis voor. Dit is een vroege vorm
van het type kop-romp, een zogenoemd "langhuisboerderij", een
voorloper van de eigenlijke stolpboerderij.
Een schilderij van de
dorpshoeve omstreeks
1930
De bouw van de boerderij is een hoogtepunt in het leven van Jan
Stierp. Blijkens een lijst van huizen in Akersloot woont hij in 1862
in zijn nieuwe boerderij, bekend met het kadastrale nummer A 432.6
Toen is ook naar het schijnt de ellende begonnen. Hij kan het
niet meer bolwerken. Zo moet het ervan komen, dat hij zijn
eigendommen gaat verkopen. Twee dagen van boedelverkoop zijn
al achter de rug als hij op 31 maart 1864 boerengereedschap en levend
vee verkoopt voor f. 1210,65.7 Maar de opbrengst lijkt niet genoeg
te zijn. Hij leent geld en stelt nogmaals tot borg het land dat hij
gekregen heeft uit de erfenis van Maartje Atris, de moeder van zijn
vrouw Geertje Baltus. Dat het hem niet goed gaat blijkt ook uit het
feit dat hij op 18 december 1869 weer moet gaan lenen. Dit keer
stelt hij tot borg een onbezwaard onderpand, te weten een huis en
erf met kapberg. Dit is het pand dat in de Binnengeesterpolder ligt,
bekend als sectie A nummer 432 en 433.8
56