Des ten oirkonden der Waarheijd zoo hebbe ik Schout deze Beze
gelt en bij schepenen getekent, den 5 December 1770.
in de kantlijn staat: int Dorregeesterpolder groot 1046 Roeden en
100 Roeden afsleet.8
Met afsleet wordt bedoeld, het land dat door het water is afgesleten.
Op 4 april 1778 stelden Maartje en Klaas, bij notaris Pieter Groen te
Alkmaar, een testament op. Klaas benoemt hierin Maartje tot zijn
enige erfgenaam, terwijl de eventuele kinderen elk een bedrag van
tweeduizend gulden zullen krijgen. Maartje benoemde Klaas tot haar
erfgenaam onder dezelfde condities.
Ook stelden zij elkaar, bij overlijden van een van hen, aan tot voog
den over de kinderen.9
Het beroep van Klaas was boer. Ook bekleedde hij vanaf 1772 ver
schillende bestuursfuncties. Hij was vanaf 1772 tot aan zijn overlij
den in 1781 poldermeester van De Hempolder, vanaf 1777 tot en
met 1780 poldermeester van de Kijfpolder.
Vanaf 1772 tot en met 1780 was hij hooischatter en hooisteker van
de Sluisbuurt en Starting.
De taak van hooischatter hield in dat bij de boeren waar hooi opge
slagen was, geschat moest worden hoeveel hooi er was. De boer
moest voor de hoeveelheid hooi belasting betalen.
Als hooisteker, moest men het hooi op broeiing onderzoeken door
er met een hooi-ijzer in te steken. In een gemeentelijke verordening
uit 1852 staat de taak van een hooisteker duidelijk omschreven. In
deze verordening staat: dat de hooistekers van 1 juli tot 1 september
iedere acht dagen, minstens tweemaal bij de hooibouwers moesten
rondgaan, voorzien van hun gereedschapspen om toezicht te hou
den op het broeien van het hooi. Als er van een brandgevaarlijke
situatie sprake was, moest de hooisteker de eigenaar maatregelen
laten nemen om brand te voorkomen. Werd dit niet binnen 24 uur
gedaan, dan moest de hooisteker de schout waarschuwen.
In 1852 ontving een hooisteker in de gemeente Akersloot hiervoor
een vergoeding van f. 15,—.
41