In ons huis bij de bakkerij werden vijf jongens geboren: Jan, Dirk
(op de leeftijd van vier maanden overleden), nog een Dirk. ikzelf
Piet, geboren 10 april 1929 en Wim. Ik ben dus op één na de jong
ste.
In Akersloot waren toen al vijf bakkers: Van Baar,
Putter, Schoon, De Jong en De Ruyter. Je zou zeg
gen, hoe verdienden ze hun kostje bij elkaar. Maar
we hadden het toch beter als 'n ander, bij ons kon
het altijd even meer. Niet dat we rijk waren. We
hadden vier jongens en we zaten op voetballen.
Veel mensen konden dat hun jongens niet geven,
er moesten shirtjes en voetbalschoenen gekocht
worden.
Toen vader nog jong was, bakte hij met Sinter
klaas taarten in de vorm van een hart. Later al
leen brood, koek en taai. Er was een deegmachine
die op electrisch ging en er werden twee soorten
brood gebakken, wit en krop, tarwebrood zeg
gen we nu. Ook bakte vader krentenbrood.
Kadetjes was een luxe, dat kwam niet vaak voor.
Vader Verduijn was heel trots op zijn taai. Hij zei
vaak dat het zelfs naar Amerika ging.
Ik weet nog goed hoe ons huis er uit zag: een
kamer met twee bedsteden en een krib, daar kon
den we met z'n vieren slapen. De jongste sliep in de krib. Net zo
lang tot hij er uit "donderde" zoals moeder zei. Verder was er een
bijkamertje en de winkel aan de voorkant. Er was maar één kraan in
het huis en die was in de bakkerij. Geen aanrecht, onder de kraan
was een putje. Daar moest moeder zich behelpen. De bakkerij lag
aan de achterkant. De luiken aan de voorkant zijn er in de oorlog
aangezet omdat er toen verduisterd moest worden, 't Huis knapte er
nog van op ook. Achter de bakkerij was een grasveld, 't Was de
moeite om er te spelen. Er was ook een waterput. In de hoek van het
erf lag een grote hoop vuilnis. Dat kwam Piet Leering betijen weg
scheppen. Hij bracht het naar de vuilnisbelt bij 't Kerkemeer.
Jaap, moeder Rika
en kleine Piet op de
Roemersdijk,
foto 1933.
Toen we oud genoeg waren verhuisden we van de bedstee naar de
zolder. Er stonden twee tweepersoonsledikanten gewoon op de hou
ten vloer. In ieder bed twee jongens. Ik sliep naast Willem. Op zol-