aten veel met z'n allen. Veel later kreeg je bakkers aan de deur. Vader zagen we niet veel. Hij stond heel vroeg op en werkte de lange dag. Ik kan me nog herinneren dat hij een blauwe stikkenzak meehad voor het brood en een grijs gemarmerd emaille drinkkruikje. Als hij thuis kwam van z'n werk, zaten we altijd bij hem te bedelen, 'n gebakken piepertje of gebakken broeder. We kregen wel broeder, maar dan 's middags. Maar vader kreeg het gebakken, daar zaten bruine korstjes aan. En hij kreeg vlees. Dat kregen wij niet alle dagen, dat zat er niet aan. Ook had vader een klein groentetuintje en verder nog wat bollen in de tuin tegenover dokter waar nu Mary Bakker- Schoon woont; die hele hoek was vroeger tuin. Dat deed vader 's avonds, 't Leven was werken, werken, werken. Vader was goedhartig en niet echt streng. Hij was erg op zichzelf. Hij was geen man van spelletjes, maar toch speelde hij met ons. Hij ging dan op de vloer zitten en zong liedjes. Hij hield van fietsen en op zaterdag of zondag als hij vrij was, mocht er altijd één van ons met hem mee. Ik weet nog goed dat vader altijd om negen uur naar bed ging, z'n leven lang, ook toen hij niet meer werkte. Al was er iemand jarig, hij wond de wekker op en ging te bed. Negen uur was bedtijd. Als er iets aan de hand was, ging moeder er 's avonds alleen naar toe. Vader had vast werk en heeft nooit in de steun hoeven lopen. Hij heeft bijna veertig jaar op de meelfabriek van Wessanen gewerkt. Wat hij daar precies deed, weet ik niet. We zijn er een keer voorbij gegaan met de boot en toen stond hij op een balkonnetje zakken te kloppen. De laatste paar jaar voordat hij met pensioen ging, heeft hij met Siemen Deylen op de blikfabriek gewerkt. Ik zie mezelf nog voor 't eerst naar school gaan. Ik voelde me heel dapper, 't Staat nog zo op m'n netvlies, met een wit gesteven schort voor en 'n strik in ging ik de hal in. Ik zag mezelf gespiegeld in de grote glazen deuren. Ik zat bij juffrouw Velzeboer, dat was een aardige juffrouw. In de tijd dat ik bij juffrouw Eggen zat, waren we op woensdagmiddag te zwemmen in het eerste Kerkemeertje. We hadden geen zwempak en gingen in onze onderbroek het water in. 't Was heerlijk water, je kon zo tot op de bodem kijken. Toen we er uitkwamen gingen we onze broeken drogen in de zon. We zaten zo kuis met onze benen bij elkaar. Bij het bruggetje stonden een paar jongens die zeiden: "We gaan het toch tegen juffrouw zeggen". De volgende dag had ik op school pijn in mijn buik van angst.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1997 | | pagina 7