ring, en daarboven behang op dat slappe jute. Boven hadden we de voor zolder en de achterzolder, een apart gedeelte voor de jongens en een voor de meiden. Daar hebben we wel gelachen onder de gewatteerde dekens. Vader en moeder sliepen in een slaapkamertje beneden met een raam aan de voorkant. Daarnaast was een deur met een stoepje en daar vóór een paardenpadje. Die deur was de ingang van de winkel, want vader en moeder hebben ook nog een sigarenwinkeltje aan huis gehad. Daarom noemden ze mijn vader Jan Kerssens "de sigaar". Die winkel had een driedelig raam. Je ging van binnenuit met een schuifdeur naar de huiskamer en de keuken achter. De winkel was altijd open, ook op zondag. Onze buren waren Tinus Kerssens, een broer van vader, met tante Aal en aan de andere kant Jan, Kees en Geertje Kaandorp. Toen ik een jaar of zeven was, werd het winkeltje opgedoekt. Ze hadden met verlies gedraaid. Een doosje sigaretten kostte maar een dubbeltje maar de klanten gingen poffen. Van de winkel werd een woonkamertje gemaakt, maar daar zaten we bijna nooit. Moeder was een mooie vrouw, warm van karakter. Ze had veel voor een ander over. Veel mensen hielden van haar. Ze was de oudste bij haar thuis en had veel te doen met haar broertjes en zusjes. Later kwamen die vaak bij ons. Moeder was ook gesloten. Ze zeggen weieens dat iemand van zijn hart een moordkuil maakt, dat deed ze. Ze regelde altijd alles, Marie en haar jongste broer Theo voor het huis van de familie Tromp. Dit pand is inmiddels afgebroken en stond naast de winkel van Melker aan de Raadhuisweg. 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1997 | | pagina 5