vorige molenaars was overeengekomen. De huur bedraagt twintig gulden per jaar, vervallende op de le juli 1673 en
voorts zolang het beide partijen bevalt. De nieuwe molenaar heeft aan de schepenen 100 gulden betaald voor: de zeilen,
het touwwerk en het billen (de groeven van een molensteen scherpen). Bevestigd door Cornelis Geurtsz Akersloot, Jacob
Aeriaensz Coop, Jacob Dircksz Noort en Cornelis Roelof Moelnaer. Gerret Claesz secr.
8 November 1672. Met meerderheid der stemmen is besloten, dat de schepenen, voor de schout de 200e penning zullen
innen en de gehele capitaal leninge (hoofdsom/hoofdschuld). Als men niet betaalt, moet de "gebreckighe" aan de deur
waarder worden doorgegeven. De regerend schepenen Jan Adriaensz Gorter, Cornelis Geurtsz Akersloot, Jacob Adriaensz
Coop, Gerret Dircksz Dam en Jacob Dircksz van de Noort namen dit besluit tesamen met 16 buren. Claes Gerretsz secr.
24 Januari 1673. Er is een nieuwe schout. Zijn naam is Maerten Koster. Onder zijn leiding neemt men vandaag een
besluit met betrekking tot de gage die het volk verdient dat op bevel zal uittrekken. De burgerij moet dit opbrengen. Ieder
die in het schot (belasting) vermeld staat, betaald elke week van ieder 1/16 deel vier stuivers. Elk huishouden moet ook
vier stuivers betalen. Met meerderheid der stemmen is het besluit aangenomen door: de schout Maerten Koster en de
schepenen Cornelis Geurtsz Akersloot, Jan Adriaensz Gorter, Jacob Dircksz Coop, Gerret Dircksz Dam en Jacob Dircksz
van de Noort. En 21 aanwezige buren.
De volgende buren waren ook ontboden, maar kwamen niet opdagen: Claes Simensz Schuier, Dingenoom Wijbrandsz,
Jacob Pietersz Roos, Rem Willemsz, Aris Cromhaer, Dirck Cornelis Schrumniet, Jan Jacobsz, Claesz Mol, Alewijn
Jansz, Gaef Butter, Claes Willemsz, Cornelis Willemsz Boet, Dirck Jansz Slodt, Pieter Jacobsz Stedt. Claes Adriaensz de
oude, Jan Dircksz van 't Hooghie, Jan Adriaensz Cruyenaer en Jan Boet.
De secretaris Gerret Claesz noteerde dit alles.
A. Stierp-lmpink
(wordt vervolgd)