maar na. Voor een paar kwartjes moest je de hele week werken. Later werd het vijf cent per uur en toen waren we de
koning te rijk.
Kattekwaad haalde ik niet zo uit. Ik was vriend met de jongens van Kaandorp, Dick en Wim, zoons van de weduwe
Kaandorp. Ze woonden schuin tegenover Piet Baltus, naast Bruinenberg. Ze hadden een melkventerij toendertijd. Wim is
ook nog een tijd melkventer geweest. In de winter, als er geen werk op de tuin was, had iedere buurt zijn eigen voetbal
club. We hadden veldjes genoeg. Het veldje van De Buurt was aan de noordkant van "Vanouds 't Klooster". De Arke-
buurt had een voetbalclub en de Molenbuurt. Zo hebben we leren voetballen.
In de hoogste klas ging ik op maandag meestal niet naar school. Moeder moest dan wassen en vader ging boodschappen
rondvragen. Ik moest moeder helpen met de was en voor vader boodschappen klaarzetten.
Ik ben jarenlang misdienaar geweest. Dan moest je een hele week achter elkaar dienen, 's Morgens al heel vroeg, lopend
vanaf de Westerweg, naar de kerk. Een fiets had ik toen nog niet. Toen ik oud genoeg was, werd ik acoliet. Dat was alleen
op zondag.
Ik ging met dertien jaar van school af. Je moest zeven klassen doorlopen en als je nog niet oud genoeg was om van school
te gaan, moest je naar de achtste klas. Ik weet nog dat er bij ons een jongen in de achtste klas zat. Die liep gewoon twee
keer de zevende klas door. Je ging alleen in Alkmaar naar school als je rijke ouders had en goed kon leren. Klaas van Duin
en Dick Kaandorp waren de enigen uit mijn klas die mochten doorleren. De een is notaris geworden, de ander dokter. Ook
Arie Krom heeft doorgeleerd. Ik had het nadeel dat ik op één na de oudste was van een koppel van twaalf. Er was gewoon
geen mogelijkheid. Mijn vader had er geen geld voor. Ik had aan vader gevraagd of ik door mocht leren. Vader zei: "Ik
heb al een baas voor je". Dat was Siemen Schoon aan de Kerklaan, de vader van Arie en Theo Schoon. Ze hadden een
koude kas. Met Theo Schoon ging ik veel potchrysanten venten in Alkmaar en Bergen. Theo ging met de bakfiets en ik er
op de fiets naast. Dan gingen we de huizen langs. Ik heb daar ruim een jaar gewerkt. Toen wilde ik bakker worden. Ik
kwam bij de grootste bakker die er in Akmaar was. Dat was Van der Pol in de Lindenlaan. Ik was toen vijftien jaar. Ik
kwam er niet aan bakken toe. Het was oorlog en jonge jongens werden niet op straat opgepakt, dus ik liep de hele dag te
venten in de stad. Ik had er geen hekel aan. In die tijd moest vader naar het ziekenhuis en ik moest thuiskomen. Ik kon
geen vrij krijgen, dus heb ik ontslag genomen.
16