In 1927 werd de wet veranderd. Meerijden op de kar werd verboden. Van deze bepaling konden alleen bejaarden en
invaliden ontheffing krijgen. Ook moest de eigenaar of begeleider van de kar eten en een drinkbak voor de hond bij zich
hebben.
Op 22 maart 1928 deelt de Gemeente Akersloot aan de Commissaris der Koningin in Noordholland mede, "Dat er 3
vergunningen tot het zich bevinden op de hondekar zijn afgegeven. De reden waarom deze vergunningen zijn afgegeven:
1Het betrof hier honden, zwaar van postuur met een schouderhoogte van minstens 63 cm en leeftijden van
ruim 3 tot 7 jaar.
2. Deze honden hebben alleen en uitsluitend dienst te doen voor ntelkvervoer op een heel licht lopend
wagentje des morgens en 's avonds, terwijl ze voor het overige van den dag dienst doen als waakhond.
3. De verste afstanden die er mee afgelegd worden bedragen ten hoogste een half uur gaans".
In de maand mei werden deze vergunningen ingetrokken, "daar het geen personen betrof die gebrekkig kunnen bewegen
of wegens hun leeftijd minder geschikt zijn om naast de kar te loopen". In het eerste halfjaar van 1929 werden er in
Akersloot nog 3 vergunningen voor trekhonden afgegeven. Er werden 4 honden gekeurd, 1 werd er afgekeurd wegens te
geringe borstbreedte, terwijl 1 hond na herkeuring alsnog werd goedgekeurd.
Na 1945 liep het aantal trekhonden sterk terug. In 1962 trad de Wet op de Dierenbescherming in werking en werd de
trekhond verboden.
Ria Louwe
Bronnen: Reg. Archief Alkmaar
Secretarie Akersloot inv. no. 213 en 242.
De trekhondenwet en de practijk. no.2 der uitgaven van het "Comité inzake het Trekhondenvraagstuk".