3 Okober 1649. De bovengenoemde schepenen, versterkt met Pieter Claesz en de gezamenlijke buren, besluiten om zich
ten volle in te zetten "neerstig en met moeyte" wegens de processen die gerezen zijn omtrent het vissen op de Langemeer.
Om de vrijheid van de visserij op de Langemeer te behouden stellen zij voor om assistentie te vragen aan de heren
burgemeesteren van Amsterdam en Haarlem. C.V. Stierp.
24 Januari 1651. De oude schepenen (1647) Jan Ariensz, Jacob Gerritsz, Dirck Dircksz en lJsbrant Louweres, leggen
verantwoording af aan de nieuwe schepenen Claes Adriaensz en Jan Pietersz over de ontvangst en uitgaven gedaan
tijdens hun regeerperiode.
18 November 1653. (een los ingeplakt stuk).
Als Jan Cornelis Moolenaar de meelmolen wil malen, is hij verplicht ieders goed meel te malen naar behoren. Ook
wensen buren en schepenen dat hij bij de molen komt wonen. Wil hij dat niet, dan zal het huis verhuurd worden ten
profijte van de Mient. Het opmaken van de molensloot zal ook tot zijn last komen, tot gerief van de "overwateren".
5 Januari 1653. Het verhuren van de korenwindmolen is vandaag aan de orde. De voorwaarden worden vastgesteld. De
molen wordt verhuurd voor vrij zuiver geld zonder enige korting voor een jaar of langer, zo het beide partijen bevalt. Op
te zeggen een kwart jaar van te voren.
Wat wordt er van de molenaar verwacht? De molenaar draagt de kosten van de zeilen, touwwerk, smeer, olie, vuur en
licht en verder alles tot het goed werken van de molen.
Verder moet hij de molensloot diepen en onderhouden. Bij stormwinden goed opletten, zowel 's nacht als overdag. De
molen altijd te wind kruien en de zeilen voor de molen leggen als hem dat verzocht wordt. Hij moet behulpzaam zijn voor
alle ingezetenen, zowel jong als oud. Ieder op zijn beurt laten malen en geen vreemden van buiten het dorp voor laten
gaan. Hij moet goed opletten dat er niets aan de molen gaat mankeren en op tijd de schepenen waarschuwen om erger te
voorkomen.