Het Burgerlijk Armbestuur trachtte op allerlei manieren aan geld te komen. Er werd (evenals in vroegere jaren) een stier aangeschaft. Maar de "annenstier" was niet meer lonend, zodat men in de vergadering van 28-8-1879 besloot het dier maar weer te verkopen. In de notulen van het R.-K. Armenfonds van 28 december 1884 staat: wegens toenemende armoede moesten 2 gezinnen die om ondersteuning vroegen, wegens ziekte van de kostwinner, worden weggestuurd. Er is geen geld meer in kas. Er werd besloten een buitengewone collecte te houden. In 1886 was de kas weer leeg. In plaats van de bedeelden 14,—uit te keren, werd het bedrag nu op 8,50 gesteld. Het volgende conflict tussen de kerkelijke armbesturen speelde zich af in 1887. Uit de Kerkeraadsvergadering van 25 september: diaken Groot wenscht nu het woord en wijst de vergadering op den in den laatste jaren door allerlei ongunstige invloeden steeds achteruit gaanden staat der diaconiekas, en de onmogelijkheid om met hare gewone inkomsten aan vele noodzakelijke aanvragen tot onderstand te voldoen, en op de inkrimping der bedeling die er eigenlijk zou moeten plaats hebben, waardoor sommige bedeelden aan de grootste ontbering zouden prijs gegeven worden. Dat de schuld hiervan voornamelijk te wijten is aan de partijdige handelwijze van het Gemeentelijk Bestuur, dat aan de armen onzer Hervormde Gemeente zich weinig laat gelegen liggen en sommige geheel voor rekening van de Diaconie alleen doet opkomen" De heer Groot stelde daarom voor een brief aan het Burgerlijk Armbestuur te schrijven waarbij "deze zaak gemotiveerd in 't licht gesteld en genoemd bestuur nadrukkelijk verzocht werd, daarin de gewenschte verandering te brengen". Burgemeester J. v.d. Oord toonde zich over deze brief uitermate gebelgd. De Diaconie had over dat jaar een inkomen van 2420,63, terwijl de uitgaven 1899,12 bedroegen, zodat er een batig saldo in kas was van 521,51. Het katholieke armenfonds daarentegen had slechts 49,36'/2 in kas. De katholieken hadden vanwege de verpleegkosten van een wees, een geesteszieke en verschillende andere zieken, een subsidie ontvangen van 1800,—. De Diaconie had slechts 1200,— ontvangen. Hoe dit verder afliep staat nergens opgeschreven. Volgens de overeenkomst van 1 november 1855 had de Diaconie formeel nog recht op 600,—. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1995 | | pagina 12