in tweeën verdeeld. Meestal nam hij mijn deel mee in een handkar. Hij moest toch naar zijn vader, onze buurman, te werk. Dit soort tochten hebben wij verschillende keren ondernomen. Maar angstig bleef het, want wij deden dit niet alleen hoor. Limmers sloopten de palen aan de andere kant weg en je wist niet of de Duitsers dit gebied weieens controleerden. Dit was niet na te gaan. Dus kon het altijd gebeuren datje door hen werd gesnapt. Gelukkig is dit nooit gebeurd. Het was in de herfst van '44, toen om ongeveer half acht 's morgens, buurvrouw Kaandotp kwam aanlopen en zei: "Buurman, je moet weg, er is razzia. De moffen hebben het hele dorp afgezet. Niemand mag meer weg. Zie datje ergens wegkruipt". Bij zo'n bericht was het net alsof je een klap op je hoofd kreeg en even niet kon denken. Buurvrouw liep naar haar huis terug en ik stond nog als aan de grond genageld. Ik zie haar nog staan. Ze draaide zich om en riep: "Toe jö, je moet weg hoor". Toen kon ik weer denken. Duizend gedachten schoten door mij heen: als ik nu zo of zo doe, nee toch maar niet. Plotseling wist ik wat ik zou doen. Als ze mij kwamen halen, moest dit vanuit mijn eigen huis zijn. Ik kon dan tenminste afscheid van m'n vrouw en kinderen nemen. Mijn vrouw vroeg wat buurvrouw gezegd had. In het kort vertelde ik het haar en zei: "Ik ga niet weg, maar verstop me boven". Tussen het dak en een slaapkamertje was een opening. Als ik daar tussen lig, zei ik tegen m'n vrouw, zet er dan zoveel mogelijk spullen voor. Er werd heel wat versjouwd: kisten met aardappelen, lege kisten, oude kleren enz.. Alles werd opgestapeld, tot er van het gat niets meer te zien was. Ik lag met m'n hoofd tegen de gevelmuur aan; zo kon ik bijna alles horen wat er op straat gebeurde. Het was koud en gaande weg werd ik steeds kouder. Ik zat zo stil als een muis en durfde me niet te verroeren. Er klonken schoten. Het was wel niet zo dichtbij, maar boven was het veel gehoriger als beneden. Plotseling ging het door mij heen: de kinderen, oh de kinderen die waren nog niet thuis. Ze waren naar de kerk. Even later hoorde ik ze thuiskomen. Goddank, er was dus niets met ze gebeurd. Nu moesten ze naar school. Gelukkig was die vlak naast de deur, dus dat was niet zo slim. Ik kreeg het steeds kouder en kouder, ik lag te rillen. Even later hoorde ik soldaten aankomen. Commando's vlogen over en weer. Dat konden ze hoor, schreeuwen en blaffen. Toen, weer even later, hoorde ik gestommel op de trap bij buurman Poland. De trappen liggen hier naast elkaar. De geluiden waren dus goed te horen. Ik hoorde de soldaten de trap weer af gaan en hoorde ook dat er "nein, 51

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1995 | | pagina 51