Er is niet na te gaan of Gedeputeerde Staten deze aanvraag gehonoreerd heeft. Wel werd door de gemeente een
buitengewone subsidie van 200,— aan de armenkas gegeven.
Eind 1834 werd er door het Armbestuur weer een aanvraag bij de gemeente ingediend voor een buitengewone
subsidie voor de armen van 200,--, "tengevolge van de steeds meer toenemende armoede en de weinige
gelegenheid voorde dagloner tot het verkrijgen van arbeid". Ook voorde jaren 1835 en 1836 werd eenzelfde extra
subsidie gevraagd.
In de jaren daarna ging het beter met de armenkassen, het Algemeen Armbestuur vroeg geen extra subsidie meer
aan, terwijl de Diaconie in 1842 een overschot had van 205,03. Er kwamen in die tijd nog wel enige aanvragen
bij het Armenbestuur binnen voor de betaling van het schoolgeld. Dit werd alleen voor de wintermaanden vergoed,
omdat het Armenbestuur meende dat men het in de zomermaanden zelf wel kon verdienen.
In de volgende jaren ging het weer wat slechter. In 1844 was het nadelig saldo van de armenadministratie
271,81. Er waren 5 weeskinderen tot last van de armenkas gekomen, terwijl ook de kinderen van de vroegere
onderwijzer, die wegens wangedrag onslagen was, onderhouden moesten worden. We lezen hierover: "29-2-1844,
dat alsmede tot last van der zeiver administratie is gekomen vijf insgelijks zeer jonge kinderen van Nicolaas
Kroone, welke door den zelve zijn verlaten".
Ook in de notulen van de Diaconie komen de kinderen Kroone ter sprake, na een uitgebreide discussie waarbij
men het niet eens kon worden, werd besloten iedere week 3,~ ondersteuning te verlenen. Een gelijk bedrag werd
ook door de Algemene Armenkas uitgekeerd.
Toch was de Diaconie met deze regeling niet gelukig. Na veel heen en weer geschrijf werd op 4 oktober 1845 in
een gezamenlijke vergadering met het Algemeen Armbestuur besloten dat de Algemene Armen 2/3 en de Diaconie
1/3 zouden betalen. De Diaconie betaalde nu 2,~ en de Algemene Armen 4,~ per week. Een gulden was in
die jaren heel wat. Zoals uit het bovenstaande blijkt, was hij in dit geval zelfs anderhalf jaar schrijven en
vergaderen waard.
In 1847 bestaat de bevolking uit 950 personen. Er werden 40 personen onafgebroken bedeeld terwijl 50 personen
een tijdelijke ondersteuning ontvingen. Er werd in die tijd ook wel eens een beroep gedaan op "rijkere" familiele-
40