Het wel en wee van de Akersloter vroedschap in de 17e eeuw (deel 1).
Verslagen uit het oudste Resolutieboek van Akersloot dat bewaard is gebleven.
De vergadering van schout en schepenen die samen de vroedschap vormden, nu gemeentebestuur genoemd, werd
voor het eerst genotuleerd in 1616.
Uit die tijd is één verslag bewaard gebleven. Pas in 1636 beginnen de volgende verslagen.
Schout en schepenen vormen samen het Gerecht. Soms spreken zij recht tezamen met een aantal "buerenhet
zogenaamde huurrecht. Deze buren worden daar speciaal voor opgeroepen en zijn dan min of meer verplicht om
te verschijnen.
Het oudste verslag gaat over zo'n buurrechtdag en over de verplichting om daarbij aanwezig te zijn.
Op 13 november 1616 wordt op bevel van schout en schepenen met wel 50 personen vergaderd ten huize van
Jan Appels. In deze vergadering stellen de schepenen voor dat het goed zou zijn als de schout of een andere bode
de buren aanzegt om te verschijnen, deze dan ook verplicht zijn om te komen op straffe van een boete.
De buren zijn het met hen eens en besluiten daarbij dat degene die absent is, een boete van 6 stuivers verbeurt
iedere keer als hij aangesproken en gewaarschuwd is en niet komt. 4 Stuivers van deze boete zijn voor de officier
en 2 voor de armen van Akersloot; de armenzorg is al volop aanwezig in het dorp.
Het besluit is ondertekend door de schepenen Pieter Pietersz, Claes Maertsz, Pieter Pietersz en Jan Jacobsz Sloot.
Claes Jansz Remken, de secretaris, schreef alles op.
Het huis van Jan Appels zal wel een van de dorpsherbergen zijn.
Op 30 mei 1636 wordt het besluit van 1616 nog eens bekrachtigd in presentie van 20 buren. Helaas zijn ook deze
keer de buren niet met name genoemd.
De boeteplicht wordt enigszins verzacht: als men zich weet te excuseren dan vervalt de boete van 6 stuivers.
Aanwezig waren schout Sijbrant Jacobsz met de schepenen Wijbrant Sijmonsz, Claes Nannincx, Thonis
Remmensz, Claes Gerrijtsz Spaniaert, Louweris Jacobsz en secr. C.J. Remken, die tezamen ondertekenden.
32
