de Hoogegeest, de Pontweg en de buurt rond mijn winkel. Ik ben er nooit aan begonnen om bij klanten koffie
te drinken. Sommige bakkers deden dat wel. Ik kon er niet aan beginnen, want dan was je een tijd op achter en
ik wilde graag voor de middag de ronde gehad hebben, dan kon ik na de middag in de bakkerij beginnen. Als
ik mijn kar bij moest laden dronk ik thuis staande mijn koffie, Annie schonk er twee tegelijk voor me in en als
het nog te heet was dronk ik van het schoteltje.
Toen we geen ket meer hadden haalde Piet Leering mot voor de oven. Dan moest je wel mee om het in zakken
te doen. Het was een rotwerk want dat zaagsel stoof alle kanten op. Op een keer kon Piet Leering niet en toen
ben ik naar Kees Verduin gegaan, die had een vrachtwagen met hekken er op. Er was die dag veel wind en
stuiven dat het deed. Ik vroeg aan Kees wat ik moest betalen. Hij zei: "Niks, maar je mag me nooit meer
vragen". Ik hoor het hem nog zeggen.
We kregen negen kinderen, vijf jongens en vier meisjes: Arie, Marry, Elles, Gerard, Anneke, Hans, Dorothea,
Paul en Marco. Als je vrouw niet achter je staat als je zakenman bent, kun je het wel vergeten, je moet het met
z'n tweecn doen. Annie kwam uit Gelderland en ze heeft hier in Akersloot de draad goed opgepakt. Ze zorgde
voor mijn vader en moeder, voor de kinderen en al was er weinig winkelverkoop alles wat gebakken was moest
toch ingepakt worden en de winkel en bakkerij moest schoongemaakt. Een vrouw is eigenlijk altijd in de weer.
M'n vader en moeder hebben hun hele leven bij ons ingewoond, 't Waren geen moeilijke mensen en we hadden
oppas als we weg moesten. Ze hadden als een van de eersten televisie en op zaterdagmiddag zat de hele kamer
vol met kinderen. Dat kon allemaal bij ze.
Aan Niek Krom en Corrie Leering hadden we goede buren, dat waren vrienden zonder meer. We woonden deur
aan deur want er stond toen nog geen huis tussen. Met Sinterklaas, als het druk was in de bakkerij gingen alle
kinderen naar Krom en Corrie warmde water bij ons in de oven als haar kinderen op zaterdag in de teïl moesten.
In de jaren vijftig werd ik lid van zangvereniging Amicitia. Wc zongen liedjes, een soort revue, aangekleed met
crèpepapier. Later zijn we onder leiding van dirigent Louwe aan de operette Sepp de Gemzenjager begonnen.Ik
had de hoofdrol. De opvoering was een groot succes. We zijn wel een keer of vier opgetreden, bij Verduin en
ook in de Schermer, steeds uitverkocht. M'n vader en moeder waren er trots op en ik heb het lied van Sepp ook
wel op een bruiloft gezongen. Later zong Amicitia een nieuwe operette, maar dat was te hoog gegrepen, er waren
ook te weinig mannen. De Hoogovens met z'n ploegendienst haalden de mannen weg, die waren afgeschreven
voor het sociale leven. Ook kregen we de zaak financieel niet meer rond en dat was het einde van Amicitia.
22