Ook schrijft Schoehuizen diezelfde avond van eerste kerstdag een verordening voor de ingezetenen van Akersloot.
Zij moeten binnen drie dagen schriftelijk opgave doen van personen die bij hen inwonen en niet tot hun huishou
den behoren, met vermelding van naam, beroep, leeftijd, laatste woonplaats en van de datum waarop deze mensen
bij hen zijn komen wonen. Bovendien mogen de ingezetenen in het vervolg alleen met voorkennis van de schout
iemand onderdak verschaffen die niet tot hun familie of huishouden behoort.
Op 26 december 1823 brengt de schout verslag uit aan de gouverneur. Om negen uur die ochtend is hij met
ingenieur Van Asperen, één luitenant en 25 militairen van het Garnizoen der Stad Alkmaar en aannemer Hegerard
en wat werklieden om eventueel keten af te breken vanuit Alkmaar naar Boekei vertrokken. De aannemer weet
niet precies hoeveel mensen hij op dat moment in vaste dienst heeft, want zijn onderbaas Lagerweij heeft opnieuw
mensen aan het werk gezet.
Lagerweij kent wel de namen van de zogenaamde putbazen, maar niet die van de werklieden. Er zijn 19 putbazen
in dienst met 223 manschappen. Het gezelschap is bij alle keten langsgegaan om te onderzoeken of de bewoners
al dan niet tot de arbeiders van de aannemer behoren. Er zijn 33 keten aangetroffen waarvan de bewoners niet
als arbeider konden worden beschouwd. Drie keten worden direkt afgebroken, terwijl bewoners van de overige
30 keten (waarvan er 17 zoetelaarsketen zijn) wordt aangezegd vóór dinsdag 30 december deze te laten afbreken
en Boekei te verlaten. 4 a 5 Mensen melden zich alsnog voor het werk; zij mogen blijven en gaan bij andere
ploegen inwonen. Alles is rustig verlopen en ingenieur Van Asperen zal maandag 29 december bij de schout
terugkeren met opnieuw een aanvraag voor militaire bijstand voor dinsdag 30 december. Dan zal het hele
gezelschap opnieuw naar Boekei gaan om na te gaan of de opdracht is uitgevoerd en zo niet, om de keten op die
dag te laten afbreken en de bewoners het dorp uit te sturen. Ondertussen is er een ruzie geweest op de avond van
25 december, waarbij een zekere Zwarte Hein (bijnaam van Hendrik Kessen) met Antje van den Berg
(bijgenaamd Antje Sjouwer) en Terese Petit bij de keet van Flip van der Zande zijn gekomen en daar vreselijk
tekeer zijn gegaan, terwijl Terese Petit op zondag 21 december na een woordenwisseling met Flip van der Zande,
deze heeft aangevallen, zijn rood baaien borstrok heeft gescheurd en een raam van zijn keet heeft stukgeslagen
en ook de houten klink van de deur door midden heeft gebroken.
Voor deze incidenten maakt de schout op 26 december ook nog een procesverbaal. Overigens zijn de mannelijke
ruziemakers wel als arbeider aan het kanaal werkzaam.