vagebonden bestempelen"). De ingezetenen moet verboden kunnen worden aan deze mensen onderdak te verlenen. De schout verzekert de gouverneur dat de voorstelling van zaken minder zwart is dan de werkelijkheid en dat veel verzwegen wordt uit angst voor wraak en mishandeling door de kanaal werkers. Op 25 december 1823 schrijft de schout van Akersloot opnieuw naar de gouverneur. Hij benadrukt dat de ongerustheid voor de komende winter onder de bevolking geenszins is verminderd sinds zijn laatste brief, deze neemt van dag tot dag toe. De "houtdieverijen" gaan gewoon door en op maandag had het werkvolk van het kanaal zich meester gemaakt van de pont. Deze ligt aan de mond van de Langemeer en men zet er "menschen en Rijtuigen komende uit en gaande naar de Schermeer en environs" mee over. Men zou de pont als baggerbok willen gebruiken. Het verplichtte de mensen uit de Schermeer een omweg van vier uur temaken, omdat ze over Alkmaar moesten omrijden. Met een zacht lijntje is het Schoehuizen gelukt de pont weer op z'n plaats en in gebruik te krijgen. Schoehuizen vraagt de gouverneur om naast de door hem in zijn brief van 18 december voorgestelde maatregelen een hele of halve "Compagnie van de Rustende Schutterij" in Akersloot te detacheren. Wel probeert Schoehuizen de aannemer de schuld van alles te geven want hij eindigt zijn brief met de opmerking dat het niet aan hem is de aannemer de veroordelen. Hij weet niet of Waterstaat de aannemer heeft opgedragen door te werken, maar een feit is dat men in Akersloot in de jaren 1821 en 1822 geen noemenswaardige overlast heeft gehad van het werkvolk van de aannemers Blokland en Prins. Zoals veel andere aannemers waren zij gewoon het werk in oktober, uiterlijk half november te staken en in het vroege voorjaar te hervatten. Diezelfde avond, 25 december 1823 om 10.00 uur schrijft Schoehuizen opnieuw aan de gouverneur. De heer ingenieur Van Asperen van Waterstaat is bij hem geweest met een bericht van inspecteur generaal Blanken inhoudende het ten uitvoer brengen van de ontruiming en verwijdering van die keten waarin lieden wonen die niet als arbeiders aan het kanaal kunnen worden beschouwd. Bij de officier van justitie heeft Schoehuizen een half uur eerder schriftelijk een aanvraag ingediend om assistentie bij de uitvoering van dit voornemen. Hij vraagt een detachement van 25 a 30 man, "dewelken zich op morgenochtend den 26en December des morgens te negen uren precies laten vinden aan de Boompoort dezer stad (Alkmaar) ten einde alsdan met den Heer Ingenieur Van Asperen en mijn persoon naar de gemeente Akersloot te marcheren tot het bijwonen en ten uitvoer brengen van het verlangen van den Heer Inspecteur Generaal Blanken in bijgaande order uitgedrukt"

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1994 | | pagina 35