Het werk was zeer zwaar en de werkomstandigheden waren ongunstig. Men werkte vaak in water of in natte grond, in weer en wind, tot de winter het werk helemaal onmogelijk maakte, maar dan hielden de verdiensten ook geheel op. De poldergasten waren sterke, vaak ruwe mannen, die vanwege hun werkzaamheden nogal geïsoleerd van de overige bevolking leefden en daardoor een sterke solidariteit hadden ontwikkeld en een groot gevoel voor rechtvaardigheid. De bevolking had een grote afkeer en een vaak begrijpelijke angst voor deze, in hun ogen, rauwe en goddeloze bendes. Deze afkeer en angst van de bevolking versterkte bij de poldergasten de onderlinge saamhorigheid. In de winter, wanneer er niet gewerkt kon worden, gingen sommige poldergasten terug naar hun geboortedorp, maar anderen bleven gedurende de winter in de keet wonen. Was het gespaarde geld niet toereikend om gedurende deze tijd in het levensonderhoud te voorzien, dan moest er door middel van diefstal van levensmiddelen en brandhout en door stropen voor de noodzakelijke aanvulling worden gezorgd. Het gemiddelde dagloon lag aanzienlijk hoger dan dat in de zuidelijke en oostelijke provincies. Echter door de grote zuinigheid die betracht moest worden bij de aanleg van het kanaal en de wijze van aanbesteding, waardoor veel kleine aannemers vaak voor een te lage prijs het werk gegund kregen, kwamen de lonen onder sterke druk te staan. Ook probeerden de aannemers hun lasten te verlagen door onvoldoende of geen materiaal voor de te bouwen keet te leveren of door het niet verstrekken van brandstof. Putbazen en poldergasten werden door aannemers bedrogen bij het meten van de hoeveelheid gegraven grond en er werd misbruik gemaakt van de onkunde van de arbeiders met betrekking tot de hoogteverschillen van het af te graven land. Dit had tot gevolg dat er meer grond werd verzet voor de afgesproken totaalprijs dan de hoeveelheid die was overeengekomen, waardoor er dus minder werd verdiend. En daarmee is aangegeven wat de oorzaak was van de meeste rellen en onlusten en ook stakingen die overal in het land voorkwamen waar poldergasten werkten, ook langs het Noordhollandskanaal. In tegenstelling tot andere arbeiders die ook met te lage lonen moesten rondkomen, staakten poldergasten wel. Ze hadden namelijk een zeer sterk gevoel voor rechtvaardigheid en onafhankelijheid en zeker ook voor zelf standigheid. Door de gemeenschappelijke leef- en werkomstandigheden en de arbeidsorganisatie van de ploegen ontstond een sterke onderlinge solidariteit en loyaliteit, die vaak tot in de rechtzaal merkbaar was. 31

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1994 | | pagina 31