Om het Tolvrij-recht te bewijzen wordt zo af en toe deze vrijbrief vergeleken (gecollarieerd) zoals in 1508 (3)
en 1531. Op 8 augustus 1531 verklaren de burgemeesteren en schepenen en raden der stede Haarlem dat zij de
voorgeschreven brief hebben gezien en gelezen. Deze brief was geschreven in franchijne, gans gaaf, geheel en
zonder enige rasure (woord dat door uitschrapping of slijtage onleesbaar is geworden). Zo hebben zij dit
gevonden vidimus (uit de originele brief bezegeld met een wit uithangend zegele) geschreven en daar tegens
gecollationeerd.
Het is bezegeld met een zegele van zake der stede Haarlem (4).
Uit de verklaring van de jude mannen is op te maken, dat Akersloot in deze tijd een bloeiend en bedrijvig dorp
is met een arbeidzame bevolking. Met recht het hoofddorp van Kennemerland? Er staan 92 huizen waarvan
er vele (helaas) oud en vervallen zijn (5).
Waarom bovengenoemde verklaring nodig was, is niet bekend. Het zou kunnen zijn dat het een nasleep is van
een afgewezen aanklacht uit 1533. Voor het Hof van Holland was in die tijd een zaak hangende tussen de
Akersloter inwoners Dirck Gerijts, Pieter Dircksz en Fop Allertsz, en de stad Alkmaar; naar aanleiding van een
klacht dat de stad zonder octrooi van de landsheer de inkomens van graan heeft belast (6).
Dat de problemen de wereld nog niet uit zijn, blijkt uit het feit, dat in 1603 de verklaring van deze oude mannen
wordt gecollarieerd. De verklaring is nog steeds belangrijk, al is het bijna 50 jaar later (7).
Het probleem spitst zich toe op de graanhandel, zoals te lezen is in de verklaring van een groep oude Akersloter
mannen, welke zij op 28 maart 1603 afleggen voor het gerecht. Het verzoek kwam deze keer van Cornelis Corne-
lisz alias Jonckees, die nu waarschap is.
De oude mannen zijn: Huych Tamisz 78 jaar, Cornelis Dircksz 74 jaar, Dignum Jacobsz 75 jaar, Dirck Sijmonsz
76 jaar, Dirck Jacobsz Haling 72 jaar, Louris Lobbrantsz 70 jaar en Aernt Zijmonsz 62 jaar.
Onder ede verklaren zij gezamenlijk en ieder voor zich: dat er in het dorp altijd korenkopers zijn geweest, die
voor zover zij weten en kunnen herinneren in allerhande granen handelden, zowel oosterse als inlandse granen,
welke op diverse plaatsen verhandeld werden.
17