We schrijven Akersloot in 't jaar 1555. Drie oude mannen gaan op de dag van 29 februari naar het Rechthuis. Voor die tijd hebben zij een hoge leeftijd bereikt. Door die hoge leeftijd hebben zij herinneringen aan lang vervlogen tijden en daar gaat het om. De mannen zijn: Walich Pouwels van 73 jaar, Jan Dircksz 76 jaar en IJsbrant Willemsz 82 jaar. Zij zijn opgeroepen om voor het gerecht te verschijnen ten verzoeke van Willem Pietersz de gedeputeerde waerschap. De afgelopen dagen hebben zij hun geheugen moeten opfrissen om aan schout en schepenen te kunnen vertellen welke handel en nering in vroeger dagen in hun dorp bedreven werd. Ze weten het nog wel. "Onder ede solempneel, leyffelijcken aen den heyligen geswooren" verklaren zij: Er waren tappers, bakkers, schoenmakers, timmerijen en weverijen, maar ook schuitemakers en dergelijke ambachten, verder kooplieden, korenkopers en schippers. De nering en koopmanschappen werden rustelijk en vredelijk gedaan en al zo lang, dat geen mens het tegendeel beweren kan. Het koren en graan werd gekocht in Haarlem, Amsterdam, in het land, of waar het voordeligste gehandeld kon worden. De schippers en kooplieden voeren vrij door alle tollen in Holland, Zeeland en Vriesland zonder dat daarop gelet werd of verhinderd. De verklaring werd opgeschreven door de dorpssecretaris. De schepenen: Jan Pietersz, Reijer Dircxsz, Gerrit Claesz, Thonis Allertsz en Willem Sijmonsz hadden in die tijd geen eigen zegel. Op hun vezoek heeft de schout Claes Jacobsz Rol, de verklaring, geschreven op papier, bezegeld met zijn gewone zegel. Te weten een opgedrukt zegel van groene was (1). Vermoedelijk draait het in deze verklaring om de vrijheid van het Tolrecht. Eeuwen geleden hadden de Akersloters dit recht gekregen van Floris, Graaf van Holland. Hij gaf hun in 1276 daags na 't octaaf van Drie Koningen VRIJ VAN SCHOT VOOR EEUWIG, "opdat zij des te williger zich stellen tegen de Vriezen en aan al zijn vijanden "(2). In 1285 laat Graaf Floris, de burgeren van Leiden weten: dat de Akersloters met recht vrij mogen varen en dat zij hun haar borg kwijtschelden, d.w.z. Tolvrij-recht geven. Deze brief was geschreven des Zonnedaghe voor sente Lambrecht misse. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1994 | | pagina 16