Het dossier "Startingerbrug"
Op 5 maart 1951 verzoeken Dijkgraaf en Heemraden van de Groot- Limmerpolder aan Burgemeester en
Wethouders van Akersloot een schoeiing te herstellen en voor verder geregeld onderhoud van de Startingerbrug
zorg te dragen. Dit verzoek wordt niet ingewilligd omdat in 1907 werd bepaald dat genoemde polder de
onderhoudsplichtige is. Een niet afgeronde discussie over deze zaak is er in 1907, in 1951 en ook nog in 1990.
Tijdens de vergadering van Hoofdingelanden en de Groot-Limmerpolder op 14 februari 1907 wordt naar
aanleiding van een schrijven van schippers uit Limmen verwijding van de Startingerbrug ter sprake gebracht. De
gemeente Akersloot zal worden gevraagd voor de helft in de kosten bij te dragen.
De vraag van het polderbestuur wordt ter tafel gebracht in de vergadering van de raad van Akersloot van 22 mei
1907. Burgemeester J. Hennes meent dat herstel van de brug wel noodzakelijk is, hoewel de gemeente geen
belang heeft bij de verwijding, samenwerking gewenst is. De heren P. Dil, K. Meijne en M. Groot vinden dat
de toestand van de brug niet zo slecht is. Een onderzoek zal worden ingesteld of de gemeente Akersloot wel de
onderhoudsplichtige is.
Vóór de raadsvergadering van 3 september 1907 wordt de toestand van de brug in tegenwoordigheid van de
raadsleden nader onderzocht. De raad formuleert vervolgens als voorstel: "de Raad der Gemeente Akersloot
verklaart zich bereid voor gezamenlijke rekening met den Groot-Limmerpolder over te gaan tot herstelling en
verwijding van de Startingerbrug, mits onderhoud der brug in zijn geheel daarna voor altijd door den Groot-
Limmerpolder worde gedragen, aangevuld met deze clausule dat een Commissie van twee leden uit den Raad met
den Burgemeester als Voorzitter een conferentie aanvraagt met het dagelijks bestuur der genoemden polder, om
de zaak nader te bespreken
Dit voorstel wordt aangenomen met 6 stemmen. De heer Kraakman (lid polderbestuur) houdt zich buiten
stemming. De heren M. Groot en P. Dil worden in bedoelde commissie benoemd.
8