iman
zijn
Mijn
leren
werd
staat
leer
d.De
Uit het huwelijk van mijn
vader en moeder zijn negen
kinderen geboren: Annie,
Klaas, ik was de derde doch
ter Margaretha, geboren in
1917, Geertje (overleden),
Nicolaas, Cor die het beroep
van huisschilder heeft voortge
zet, dan een tweeling
Wilhelmus en Petrus waarvan
Wilhelmus 6 maanden na de
geboorte overleed, en als
jongste weer een Wilhelmus.
Ik ben naar m'n grootmoeder
Grietje Gijzen vernoemd.
M'n vader was altijd aan 't
werk. Hij had geen vervoer en
ging te voet of met de fiets
van het ene werk naar het
andere, meestal op 't dorp.
Later had hij een handwagen.
De verf werd bij een vertegen
woordiger besteld en met de
vrachtwagen van Praat thuisgebracht. Vroeger droegen de schilders een witte kiel met een knoop van voren en
een zak om de spullen in te doen. Als mijn vader ramen ging inzetten, ging hij op de fiets met een glazenmars
op zijn rug. Een glazenmars was een rek waar gesneden ruiten op vastgebonden werden. Onderin was een schuif,
daar zat stopverf en ander gereedschap in. Glassnijden werd in huis op tafel gedaan. Vader kon het goed en 't
ging niet vaak mis.
«na» *-r~*
m.
Voor de schilderswinkel. Links Marie Kaandorp-Verduin. Foto 1953.