Achternamen. In de tijd van Napoleon had nog niet iedereen in ons land een achternaam. Velen droegen als achternaam een 'patronymicum', dit was de naam van de vader. Als de vader b.v. Jan heette en de zoon Pieter, dan werd de zoon Pieter Janszoon genoemd. Een dochter met de naam Anna, heette dus Anna Jansdochter. Dit gaf nogal eens problemen. Bij decreet van Keizer Napoleon van 20 juli 1808 en 18 augustus 1811 werd bevolen dat alle inwoners van het Keizerrijk hun naam moesten laten registreren. Wie nog geen officiële achternaam had, moest er een aannemen en daarvan een akte laten opmaken. Ons land maakte vanaf 1810 deel uit van het Franse Keizerrijk. Deze maatregel was dus ook in ons land van toepassing. Omdat in sommige streken de maatregel van de Franse overheid het aflegde tegen de dagelijkse praktijk van patronymen, werd bij Koninklijk Besluit van 8 november 1825 het aannemen van een achternaam nogmaals verplicht gesteld. De onwil om een achternaam aan te nemen heeft waarschijnlijk te maken gehad met de vrees om 'herkenbaar' te worden, waardoor men als soldaat in het leger van Napoleon zou worden ingelijfd. Akten van naamsaanneming kunnen vaak heel uitvoerig zijn. zeker waar het grote gezinnen betreft. Meestal nam het gezinshoofd voor hem en zijn kinderen een familienaam aan. Dat gehuwde of ongehuwde vrouwen een familienaam aannamen, kwam weinig voor. De mensen hadden weinig interesse in hun naam, waardoor het voorkwam dat een achternaam op verschilende manieren werd geschreven. Op 17 juni 1844 beantwoordt burgemeester J. Schoehuizen van Akersloot een brief van de Officier van Justitie te Alkmaar inzake de huwelijksafkondiging van Maartje Stierop. De bruid en haar vader tekenen namelijk met Stierp. 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1993 | | pagina 13