Er werden hier weer scherven aangetroffen maar minder dan de week daarvoor. Wel werd er veel botmateriaal
gevonden. Het botmateriaal was in een slechte conditie; bot wordt slecht bewaard in zandgrond. Ook waren
scherven en bot weer begroeid met ijzeroer. Thuis, na reiniging, bleken er toch herkenbare botten over te zijn.
Er werd rund geconstateerd (kaakfragment met kies en een middenvoetsbeen).
Op 13 december kwamen provinciaal archeoloog drs. S. Jager en zijn assistent drs. G.A. Alders het materiaal
bekijken. Ze waren van mening dat het een bijzondere vondst betrof die naar alle waarschijnlijkheid uit de late
bronstijd stamde (1000-800 v. Chr.). Een verkenning en een boring op het terrein leek dit te bevestigen. Er werd
ons verzocht op deze plaats niet verder te graven daar zij zelf bij een volgende proefput aanwezig wilden zijn.
Op andere plaatsen konden we nog wel verkenningen doen.
Op 15 december vervolgden we het onderzoek ongeveer 6 meter noordelijker. Eerst moesten daar enige
muurresten verwijderd worden; daaronder bevond zich een oudere puinlaag en dan weer de akkergrond. Op -65
cm (44 cm +NAP) kwamen we weer op het schone zand. Op -90 cm (19 cm +NAP) begonnen zich interessante
sporen af te tekenen. Enige rechte lijnen; donkere en lichte tekenden zich af. Bij het verlagen schoven deze lijnen
naar het noordwesten op en gaven zo aan dat de lagen in die richting afliepen. Het bleek dat we hier op de rand
van een kreek of op het einde van de toenmalige strandwal zaten. Ook werden weer enige scherven aangetroffen.
De bronstijdmensen die hier leefden hebben hun afval in het water geworpen. Deze waterkant ligt dieper dan het
leefniveau en is dus beter bewaard gebleven. Deze conclusie maakte meteen duidelijk dat we een eventuele
bewoning in het zuidoosten moesten zoeken. Het toeval wilde dat de buurvrouw van het aangrenzende perceel
aan de zuidoostkant kwam zeggen dat we ook bij haar in de tuin mochten zoeken. Het terrein dat daar
beschikbaar kwam was groter dan waar we bezig waren.
Op 27 december groeven we een put achter het huis aan de Breedelaan, 12 meter noordnoordwest van de eerste
put. Dit om de theorie te toetsen dat hier het einde van de strandwal gelegen zou hebben, zo'n 3000 jaar geleden.
Inderdaad bleek het dalen van de grondlagen door te zetten. Herkenbare lagen zaten hier ongeveer één meter
dieper.
Op 29 januari 1991 werd er met drs. Alders van het ROB een nieuw profiel gegraven even ten noordoosten van