mobilisatie naar huis ging moest er toch eten op tafel
komen. Ik had wel wat kostwinnersvergoeding
ontvangen, maar daar was weinig of niets van
overgebleven. De Geesterweg werd toen aangelegd, ze
waren er met paarden en zandwagens bezig. Ik ging naar
de burgemeester om werk vragen en ik kon ook aan de
Geesterweg werken. Tot het in december begon te
vriezen, toen kregen we allemaal gedaan. Maar ik had 'n
kas en ik ging bloemen kweken. In maart kreeg ik
bericht dat ik weer aan de weg kon werken maar ik heb
het niet gedaan, ik had in die maanden de tuin weer
opgebouwd. Ik ben toen helemaal voor mezelf begonnen.
Ik had aan de bloemen, die ik die winter had gekweekt
wel wat verdiend maar 't was wel zuinig. Als de
kruidenier Arie van Duin kwam vragen zei m'n vrouw:
"Nee, deze week niet". Maar dan was de suikerbus leeg
en ook de andere bussen. We wilden geen schulden
maken. Dan aten we twee keer op een dag warm eten.
We hadden geen honger en ook geen schuld. Dat was een
geweldig voordeel, want wat je verdiende was voor
jezelf, daar kwam geen mens aan. Ik had een varken en
'n koetje, ik melkte en we maakten kaas. We waren een
jaar getrouwd, toen onze eerste dochter werd geboren.
We kregen zes kinderen, twee dochters en vier zoons:
Riet, Kees, Aat, Siem, Arie en Frans.
Tijdens de bezetting ben ik eten gaan telen. Ik had een
akkertje met tarwe, aardbeien, aardappelen en groente
om zoveel mogelijk voor ons zelf te zorgen. Ik kocht een