't Klinkt een beetje mansig, maar mijn vader werd de Leliekoning genoemd. Hij kweekte veel soorten lelies. Dat was toen een unicum. Hij ging elke week naar de beurs in Haarlem, daar werden verschillende soorten lelies verhandeld. Hij importeerde ook uit Japan via importeurs. De lelies werden hier geplant en het volgend jaar als Hollands goed verkocht. M'n vader zag zulke dingen zitten en hij probeerde veel. Hij importeerde zelfs via de veilingen van Liverpool en Londen. Later ging hij bollen versturen naar de oks-huizen (auction veiling). M'n vader had connecties met die lui daar. Zodoende kwam hij van 't een op 't ander. Op de veilinghuizen werden bollen verkocht in kleine porties. Vader verpakte bollen in kleine gistkistjes en liet die via de exporteur naar Londen, Liverpool en Manchester brengen. De bollen moesten eerst gekeurd worden bij de Plantenziektenkundige Dienst. De bollen werden geveild en gekocht door de kleine Engelse bloemisten, die bij de grote exporteurs niet terecht konden. Ze gaven er goede prijzen voor. 'n Ander zou zeggen: "Daar zie ik niets in", maar m'n vader probeerde het en kwam ertussen. Zo kwam hij ook aan het leliezaad van de Regaal. De Regaal was in de 20er jaren een nieuw soort lelie, een trompetlelie, aan de buitenkant donker, aan de binnenkant roomgeel. Ze waren er hier gek van maar je kon niet aan 't plantgoed komen. Vader wist het toch voor elkaar te krijgen. Hij importeerde 'n kilo zaad uit Nieuw Zeeland, 't Was heel fijn zaad, dus 't waren misschien wel miljoenen zaadjes. Het werd uitgezaaid en jaars erop hadden we kleine bollen. Die werden verkocht aan kwekers in de Noord, zoals Bovenkarspel. De Baltussen en de Kaandorpen kweekten ook lelies in Akersloot. In 1930 won mijn vader op de Wereldtentoonstelling in Antwerpen met lelies voor het Hollands Paviljoen de gouden medaille. Vader reisde zelf niet. Hij is nooit verder geweest dan België. Toch kwam hij aan de weet dat kleine kwekers in België Rubrums teelden. Ze sneden er bloemen van en deden niets met de bollen. Via kennissen in Wilrijk kreeg m'n vader adressen waar hij die bollen op kon kopen. Toen ik een jaar of twintig was ben ik verschillende keren met de trein naar België geweest om de bollen in ontvangst te nemen. Ik bracht de bollen daar naar 't station en ze kwamen in Uitgeest aan. Voordat ik twintig jaar was had ik nooit een meisje. Ik zat liever bij ome Freek in de kroeg. Niet dat ik dronk, want geld kreeg je niet thuis, maar we zaten er veel te kaarten. Ome Freek Dekker was 'n manke man die nooit getrouwd was. Hij had een huishoudster, dat was 'n oomzegger van hem. De kroeg was café De Toekomst aan de Wilhelminastraat. Door de week zaten we buiten op het hek en dan zei ome Freek: "Jongens kom erin, jullie hoeven niks te kopen", 't Was een echte gezellige kroeg. 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1991 | | pagina 30