ik heb heel wat van hem geleerd. We tuinden op heel Akersloot, op de Hoogegeest, op Boekei en op Starting. M'n broer Paul had geen zin in de tuin en is later uitgestapt. Ik weet nog verschillende namen van bollenlanden, die in Akersloot lagen en die m'n vader huurde: de Zodenkrocht, de Soldatenkrocht, de Blauwe Bloemenkrocht en de Belt. In de Hoogegeest lag het ArmenlandDaar stond het armenhuis voor oude mannen, 'n oom van mij heeft er nog gewoond. M'n vader huurde omdat hij dan steeds weer vers land had. Later kocht hij ook land. We hadden een stalletje en in de winter vijf onkante koeien (koeien die niet aan alle spenen melk geven) van iemand uit De Beemster. Ze werden goed gevoerd. Ik moest die beesten melken en ik had er een hekel aan. Koeien werden gehouden voor de melk en de mest en in 't voorjaar werden ze verkocht en gingen de wei weer in. M'n vader had het grote eiland van Koppes aan de Rijksdam in het Alkmaardermeer. Dat werd voor ons gemaaid en de schippers Verduin voeren het hooi voor ons naar huis. We hadden dan de hele winter hooi voor de koeien. M'n zusje Jaantje stierf toen ze een jaar was. Ze was ziek en toen de dokter de volgende morgen kwam was het niet meer nodig. Het was februari en er lag een dikke laag sneeuw. Het kistje werd weggebracht met de brik van boer Kaptein. Jan Rens, de knecht van Dirk Schut droeg het kistje in de wagen en ik mocht ook in de wagen. M'n vader en moeder liepen er achter aan. M'n moeder heeft het toen heel slecht gehad. Dat zijn dingen die vergeet je nooit. M'n moeder was een heel lief mens. Ik was heel gek op m'n moeder. Ze was niet zo sterk en ze moest alles zelf doen. Als je een stel kinderen hebt komt daar wat voor kijken. Toen ik van school af was moest ik haar wel eens helpen. M'n vader stuurde me dan van het land af. Ik moest dan de vloeren doen. Ik herinner me nog dat ik de karnemelkse pap roerde en dat de hete karnemelk over m'n been kwam. Ik moest een paar dagen op een stoel zitten en opeens bracht m'n vader me naar m'n grootmoeder toe. Toen begreep ik dat nog niet, maar het was de tijd dat m'n jongste broertje geboren moest worden. M'n moeder was de glazen in de pronkkast aan 't afwassen en m'n vader zei: "Mens, moet dat nou?". Zo was m'n moeder, tot het laatst aan toe volhouden. Ik wilde wel graag m'n moeder helpen. Ik heb wel eens met een jongen gevochten die me uitschold voor K.K.M. Dat was Kaatje de Keukenmeid. Toen hij het nog een keertje zei heb ik hem op z'n sodemieter geslagen. Ik kon dat niet hebben.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1991 | | pagina 29