Mijn vader trouwde op 2 augustus 1906 met Maria van der Bos, geboren in 1876, dochter van Cornelis van der Bos, meubelmaker te Ilpendam. Er werden acht kinderen geboren: Paul, Cornelis, Adriaan, Trien, Nico, Paul, Jaantje en Theo. Toen mijn vader en moeder trouwden huurden ze het voorhuis van een boerderijtje van Kaandorp. Dat stond schuin tegenover Piet de Koster. Daar ben ik als tweede zoon geboren op 30 mei 1908. De bakkerij van ome Arie stond aan de Julianaweg, toen Molenbuurt geheten, op de plaats waar de bakkerij altijd is geweest. Het pand is nu verbouwd. Op Akersloot waren meer bakkers waar ik van weet: De Jong, De Ruiter, Gerbrand Bakker, Van Baar en Putter op de Sluis. Opgeteld waren er in die tijd 42 winkels in Akersloot en ik kan ze nog allemaal opnoemen. Ome Arie ventte ook brood in De Schermer met paard en wagen, 't Was een dichte gelakte kar met kleppen opzij. De manden met hengsels hingen aan de zijkant. Het paard was een witte ket, die heeft ome Arie jaren gehad. Als kind zijnde ben ik wel eens meegeweest. Ome Arie ging bij de dijk neer met zijn mand en ik moest op de wagen blijven zitten, anders werden de broden gestolen door de mensen van rondtrekkende woonwagens. Er waren twee soorten broden, tarwebrood en wit brood, anders hadden ze toentertijd niet. Het brood werd ook niet ingepakt, het ging gewoon in de tas. Ome Arie ventte op donderdag nooit, dan bakte hij beschuit en koek. Er waren aardig wat soorten koek. In de winkel stonden lichtgroene trommels met 'n koperen sluiting en op de trommels stond de naam van de koek. Er stonden 'n stuk of acht van die trommels en als je om allerhande vroeg kreeg je uit elke trommel een handje. De beschuit werd gemaakt van bolussen. Met een lang mes werden die bolussen opengesneden, dat ging even de oven in om bros te worden en daarna werd 't ingepakt in beschuitbrieven van vetvrij papier. Er waren mensen die hun opgemaakte stoeten 's morgens brachten om te laten bakken. Dat gebeurde als de oven nog warm was van het bakken. Mijn vader verdiende zijn brood op een andere manier. Hij kocht hier en daar sneeuwklokjes op. Hij was ook tussenpersoon voor mensen die om land verlegen zaten. Hij heeft bijvoorbeeld in de oorlog van '14-'18 land gezocht voor tuinders in Langedijk. Kool was toen een belangrijk produkt. De boeren gingen daarvoor hun land scheuren. Die lui konden er meer voor vangen dan dat ze het aan een bollenkweker verhuurden. M'n vader was op dat gebied een mannetje van alles. Werken deed hij zelf niet graag, zijn handen gebruikte hij liever niet. Niet dat hij lui was, maar hij zat liever in de handel. Daar zag hij meer in. Hij was altijd onderweg of op de weg. Vader had altijd wel een los mannetje die het werk voor hem deed. Hij ging zelf niet op de knieën, hij was nou eenmaal zo. Hij verdiende wel eens wat en hij vergokte ook wel eens wat. In de crisisjaren liep bet tegen. In

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1991 | | pagina 25