voor hem aan te schaffen zoals de Akersloters gewoon waren te doen als zij zelf niet konden betalen.
Bovendien zal hij al zijn schelpen aan de Regenten leveren. Deze wezen zijn verzoek af. Daarom ging
hij naar Cornelis Jansz Kapiteijn, één van de schulpvaarders uit Akersloot, met hetzelfde verzoek.
Kapiteijn was wel genegen om hem te helpen, maar durfde het niet. Dit vanwege een verzoek, dat aan
de Regenten van Castricum en Bakkum was gedaan, om het alleenrecht te hebben en de Akersloters
buiten te sluiten. Daarom heeft hij de Regenten nogmaals hetzelfde verzoek gedaan, hetgeen weer werd
afgewezen. Zodat hij door de weigering van zijn kostwinning verstoken is, tot zijn schade en nadeel.
Hij moet de dagen in ledigheid doorbrengen en kan geen werk vinden. De getuigen zijn bereid dit voor
het gerecht te bevestigen. Dit passeerde ten kantore van mij Notaris in aanwezigheid van Wouter
Sijmonsz en Ar ij Sijbrantsz Hand als getuigen.
A. van der Mieden Not. publ. 1704
De schelpenvissers van vroeger hebben thans plaats gemaakt voor de schelpenzuigers die de schelpen
voornamelijk rond de Waddeneilanden wegzuigen.
Het kalkbranden
Bij het kalkbranden werd tot in de 196 eeuw turf als brandstof gebruikt. Later ging men over op kolengruis dat
met de schelpen vermengd werd. Voor de vervaardiging van schelpkalk moesten de ovens verhit worden tot
tussen de 900 en 1200 graden Celsius. Het stoken van de ovens was vakwerk. Als de schelpen gebrand waren
werden ze uit de oven gehaald. Dit werd gedaan door twee man, die tegelijkertijd twee tegenover elkaar gelegen
gaten leegden. De acht gaten van de oven werden met de klok mee leeggehaald. Na het branden werden de
schelpen naar het blus- of leshuis getransporteerd, dat bij de meeste kalkovens tegelijk als opslagplaats dienst
deed. Het blussen gebeurde handmatig door een paar emmers water over de schelpen te gieten, dan de hoop om
te werken, daarna nog een emmer water er over en vervolgens werd de kalkhoop tegen de muur gewerkt.
16