In 1903 begon men proeven te nemen met mesthulpstoffen (kunstmest) onder leiding van een provinciale
tuinbouwleraar. Er werden een paar roe bollen apart opgeplant en er werd keurig geregeld wie dat gingen doen,
namelijk de heren M. Baltus, en K. Akkerman. De laatste was ook kastelein. Hoe de resultaten van de proeven
zijn geweest is nooit vermeld, maar de kunstmest en de bollen zijn er nog. Dus denk ik dat het niet tegengevallen
is.
En zo gaat alles zijn gang, hard werken, lange dagen maken en zorgen dat alles blijft reilen en zeilen. Toch
veranderde er iets in de mentaliteit. In 1909 werd een motie ingediend in de Tweede Kamer over het vaststellen
van een 10-urige werkdag. De persoon die dit op de afdelingsvergadering bekend maakte, verbond hieraan de
conclusie: het zou voor ons vak terdege ongewenst kunnen worden. Hij bedoelde waarschijnlijk met ons vak: voor
ons zelf. De strijd in de sociale sfeer begon. In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De export kwam stil te
liggen en veroorzaakte een sterke inkomstenderving voor iedereen. De toenmalige secretaris Mathijs Kruyenaar
tekende aan in het notulenboek: "Het crediet voor iedere zakenman onmisbaar, mag als van 't wereldtoneel
verdwenen worden beschouwd". Het loon voor als le kracht gekwalificeerde werknemer stond op 10 cent per
uur!
Er moest een tussenweg gezocht worden om de beloning enigszins aan te passen aan de omstandigheden. De
lonen moesten namelijk omlaag. Daarvoor waren de werkgevers al een keer bij elkaar geweest. Er waren
afspraken gemaakt. In augustus 1914 werd een gezamenlijke vergadering van werkgevers en werknemers
uitgeschreven door de afdeling. Ik citeer de secretaris Kruyenaar.
"De uitslag dezer vergadering was in één woord een grote nul. Eerstens omdat een paar patroons de
aardigheid? hadden om zich niet aan hun gegeven woord te houden (op de eerder gehouden vergadering
gegeven) en alweer de aardigheid (als ik me zo tenminste mag uitdrukken) om op de gecombineerde
vergadering niet present te zijn. Wat tot uitwerking had zeer ongepaste en ongemotiveerde
uitdrukkingen of lievergezegd aanvallen van de zijde der werklieden (de fatsoenlijke niet te na
gesproken)."
12