los op vakgebied. Dat was nodig, want alles moest geleerd worden op het gebied van de teelt en de voorhanden
zijnde soorten. Het is zeker niet toevallig dat Jacob Hennes, de toenmalige burgemeester van Akersloot, het
initiatief nam tot heroprichting van een afdeling. Zijn zwager was een bekende teler uit Uitgeest. Daar waren zij
ver vooruit in het telen en hadden een goed functionerende afdeling van Bloembollencultuur.
Het was in die begintijd meer een studieclub die zich toelegde op de veelal plaatselijke mogelijkheden. Naarmate
het telen in omvang toenam, werd de behoefte aan informatie groter. Zo kwam het dat op 26 februari 1891 een
afdeling werd opgericht. Er kwam een heus reglement met veel artikelen die tot doel hadden de onderlinge
belangen der bloembollencultuur en van de bloembollenhandel zoveel mogelijk te bevorderen. Er moest minimaal
één maal per maand vergaderd worden en wel omstreeks volle maan, op door het bestuur vastgestelde datums.
De vergaderingen begonnen in de winter om 7 uur en in de zomer om 8 uur 's avonds. Leden die zonder geldige
reden niet naar de vergadering kwamen moesten 10 cent boete betalen. De opbrengst kwam ten bate van de
afdelingskas. Zij die de boete niet betaalden werden uitgesloten van een verloting, die soms na afloop van de
vergadering gehouden werd.
Van de beginjaren, van 1891 tot 1900, zijn geen verslagen van vergaderingen bewaard gebleven. Wij beginnen
ons een idee te vormen vanaf 1900. De namen van de mensen die zich toelegden op bollenteelt waren tot ±1905:
Blokker, Boschman, Van 't Hof, Mooy, Verduin, IJpelaan, Schut, Zoon, Dekker, v.d.Oort, Molenaar, Bakker,
De Jager, Pepping, Akkerman, Baltus, Koppes, Kerssens, Nederveen, Groot, Buur, Kruyenaar, Schermerhorn,
Roozing, Hopman, Olie en Zweeris. Zij hielden zich, in welke omvang dan ook, in hoofdzaak bezig met de
bijgoedteelt, nu bijzondere bolgewassen zoals krokus, blauwe druif, scilla, anemoon, ranonkel, gladiool en lelie.
Voor tulpen en hyacinten was de Akersloter grond niet geschikt vanwege een te hoge zuurgraad. Van tulpen
werden in het begin vele soorten geteeld in kleine hoeveelheden. Narcissen groeiden hier wel, maar daarvan zijn
nooit grote hoeveelheden geteeld. Nadat in latere jaren de veredeling van tulpen en narcissen toenam, verdwenen
deze bijna geheel uit de Akersloter cultuur.
De afdeling O verveen-Bloemendaal stelde voor om in mei 1902 te Haarlem een internationale tentoonstelling te
houden van afgesneden bloemen van tulpen, Dit werd met het oog op de kosten en het weinig nut hiervan voor
deze afdeling afgestemd. Men ontplooide zelf het initiatief een bloemententoonstelling te organiseren. Jan van