Den Heer J. Schoorl vertelde mij: in mijne jeugd dat de Wet van 1806 op het lager onderwijs van dien tijd tot
1824 toestond dat de oudste zoons van omringende onderwijzers in de school te Boekei schoolonderwijs mogten
geven doch in 1824 werden ze alleen toegelaten met de laagste rang, waarvan eene J. Bakker de eerste was, van
1824 tot 1830 met een tractement 98 gulden jaarlijks en eenig schoolgeld van de kinderen. Hij werdt opgevolgd
door een Zandbergen met hetzelfde salaris, was gehuwd, koorzanger deezer gemeente, kwam te overlijden in
1840, zo vertelde Schoorl.
De vorige onderwijzers, wie dan ook, was het gegund, om de kleine salaris, bij de ouders der schoolgaande
kinderen te gast te gaan ieder op de beurt. Maar omdat Zandbergen gehuwd was kon die dit niet en kreeg
daarvoor in de plaats de volgende functies:
1Jenever verkoopen bij de kegelbaan
2. Zijn vrouw marketenster op het ijs, als het sterk genoeg was.
3. De meester had een diploma als dierenschutter in het schuthok, waarom hij bij tijd en wijle moest
vechten om hiervoor zijn loon te ontvangen.
Toen de heer Zandbergen overleden was, werdt er in geen achtjaar in de school onderwezen, het woninkje werd
verhuurd en de School werdt gebruikt voor een allerhandje.
c.
Door die achtjarige stilstand was alles aangaande de school in verval, trouwens ik had op de examens aan de wet
voldaan voor de akte om aan het hoofd eener openbare lagere school te staan en werd door de gemeenteraad en
Z.M. den Koning benoemt als hoofd dier school. De school en onderwijsinventaris werden in orde gebracht, mijn
tractement was 98 guldens jaarlijks, 50 cent in de maand leergeld van ieder kind buiten de schoolbehoeften en
100 gulden subsidie van het Rijk. Door Gods genaden werd mijn onderwijs en zoogenaamd omgaan met kinderen
geprezen. Door hoog en laag toezicht der school en onderwijs, door ouders en kinderen, zoo dat ik ten dien
15