Het levensverhaal van Corrie Leering.
Corrie Krom-Leering, geboren 30-3-1918, vertelt over het molenaars geslacht Leering,
300 jaar molenaars van de Binnengeester molen. Ze weet zich veel namen, feiten en
zelfs data nog precies te herinneren.
"Mijn overgrootvader, Cornelis Leering geb. 23-8-1810, was watermolenaar aan de
Molenbuurt in Akersloot. Hij trouwde met Elisabeth Mors, dienstbode, geboren
18-4-1813. Hun zoon Johannes Cornelis Leering, mijn grootvader, geboren 30-9-1844
werd ook watermolenaar. Mijn grootmoeder was Hendrika Haker, geboren 25-3-1845.
Voordat ze met mijn grootvader trouwde was ze dienstbode in Limmen. Van Opie was
bekend dat ze overal bakerde, 't Was een gezellige vrouw, ze hield van muziek en kon
heel goed voordragen. De kermis in Alkmaar miste ze nooit. Daar ging ze heen met een stetbootje. Ze stierf in
september toen ze 63 jaar was maar in augustus had vader haar nog met paard en wagen naar Alkmaar gereden.
Ze wou nog één keer in de draaimolen zitten. Johannes Leering en Hendrika Haker kregen vijf dochters en als
laatste werd op 19-10-1880 hun zoon Pieter geboren. Pieter Leering was mijn vader. Hij hielp al jong met malen.
Zijn vader stierf toen hij 17 jaar was. Ik heb ook zijn zusters nog allemaal goed gekend.
Piet Leering ontmoette Jacoba Elisabeth Kaandorp voor 't eerst bij 't putje van Heiloo. Jacoba was de dochter
van aardbeienkweker en doodgraver Arie Kaandorp uit Heiloo en van Elisabeth Denneman. Dit stel was al twaalf
en een half jaar getrouwd toen hun eerste kind Jacoba op 11-10-1881 werd geboren. Jacoba (Coba) had eerst
verkering met ene Bleeker maar dat was de ware niet. Ze ging toen bij 't putje een novene houden. Mijn vader
ging wel eens op zondag lopend door het land naar 't putje. M'n moeder zat er bij de vijver een broodje te eten
en mijn vader ging bij haar zitten. De volgende week zag hij haar weer op dezelfde plaats en zo kregen ze
verkering. Vroeger mocht een vrijer maar één keer in de veertien dagen overdag komen. Pieter en Coba trouwden
op 23 april 1907 en gingen in de molen wonen. Piet had een aanstelling van het polderbestuur. Opie was toen
weduwe. Ze ging in een van de twee huisjes die vlak bij de molen stonden wonen. Ze kreeg geen steun en hield
daarom een kruidenierswinkeltje.
4