Het wiel met de houten tanden is op een as gemonteerd die door de muur
naar de ruimte gaat waar vroeger de stoommachine stond. Daar is op
dezelfde as een 3,40 meter groot schijfwiel gemonteerd dat voor een deel
in een 1,10 meter diepe put draait.
Schuin tegenover dit wiel staat een electromotor uit 1919. Dit type motor
kan zijn werk alleen doen bij een vrij hoog toerental. Het was daarom niet
mogelijk een direkte riemoverbrenging tussen de motor en het schijfwiel aan
te brengen. Er moest een extra reduktie aangebracht worden. Dit heeft
geleid tot een opmerkelijke constructie.
Op de afbeelding is te zien dat vanaf de motor een aandrijfriem naar een
8 meter verderop gelegen tussenas gaat. Deze as is hoog tegen het plafond
gemonteerd, zodat men onder de riem door via een deur de ruimte kan
betreden. In de noordgevel is aan de buitenkant een van de lagers van deze
as te zien. Het grootste wiel op deze tussenas heeft een diameter van 2,80.
De leren riem heeft een breedte van 25 centimeter. Vanaf het kleine wiel
op de tussenas gaat een heel bijzondere riem naar het al eerder genoemde
grote schijfwiel. Deze riem is 42 centimeter breed en 2,5 centimeter dik. De
riem is niet opgebouwd uit op elkaar gelijmde vellen leer maar uit 25 milli
meter brede strookjes leer die gemonteerd zijn op ruim 42 centimeter lange
stalen pennen. De riempjes worden door kleine stalen veertjes op de
pennen van elkaar gescheiden.
De motor plus aandrijving is zo uniek dat dit als voorbeeld van een vroege
aanpassing van een stoomgemaal aan het gebruik van electriciteit gezien
wordt. Deze machineruimte is sedert 1919 niet meer veranderd.
Aan het einde van de machineruimte, onder de tussenas, is een apart hokje