Akersloot behoorde tot een ambacht dat
direct (of via de baljuw) onder de grafelijkheid
viel. Het bestuur in het dorp bestond uit een
schout en schepenen. De schout werd aangesteld
als vertegenwoordiger van het grafelijk gezag
door de baljuw, had de algemene leiding en zat
rechtszittingen voor. Deze rechtspraak behan
delde civiele zaken en kleine misdrijven, maar
geen halsmisdrijven. Deze hoge rechtspraak was
voorbehouden aan de baljuw en zijn hoge
Vierschaar, waar een veroordeelde ook in beroep
kon gaan als hij/zij het niet eens was met de
uitspraak van schout en schepenen.
De schout fungeerde als openbare aankla
ger, terwijl vertegenwoordigers van het dorp,
schepenen geheten, het vonnis velden. Schepenen
werden voor een jaar benoemd. Tot het begin
van de 15de eeuw werden zij gekozen door de
bewoners van het dorp, maar in 1404 trok de
graaf dit recht aan zich. Vanaf die tijd benoemde
de baljuw de schepenen van Akersloot. Elk jaar
nomineerden de oude schepenen weer op don
derdag voor Pasen een dubbeltal, dat op Goede
Vrijdag werd gepresenteerd en waaruit de baljuw
binnen acht dagen de nieuwe schepenen koos,
die vervolgens door de schout werden beëdigd.
Eerst had Akersloot acht schepenen, maar in 1399 werd dit aantal met drie verminderd. De schout en zijn vijf
schepenen zorgden niet alleen voor de rechtspraak. Zij vormden ook het algemene bestuur in het ambacht, zorgden
dat transacties goed op papier kwamen, inden belastingen, terwijl de secretaris en zijn klerk de administratie
28