werd de schipper veroordeeld tot het betalen van een boete.
Gerrit Claesz was niet de enige schipper die opgebracht werd. Van de ruim 600
bekende reizen, die schippers van Akersloot maakten, eindigden 16 tochten in
gevangenschap. Het kon ook nog slechter aflopen getuige het volgende relaas uit
1620. "Ome 4 weecken heeft capitain De Waert van Tunis het schip Nassau, schipper
Pieter Dircksen van Agasloet, genoemen niet sonder bloetstortinge alsoo den
schipper (die dootgebleven is) hem wel met volck gequeten heeft. En opden selve
dach heeft het groet galion van Malta 't voorss schip garecuperieertmaer de rover
met sijn compagnie ist ontseylt"
Deze Pieter Dircksz had zich nog teweer gesteld. Kapers beloofden anderen dat
als de bemanning zich niet zou verzetten, ze niet tot slaaf zouden worden gemaakt.
Aldus deed Thimen Cornelisz eind 1613, die toch weinig kans had met zijn
onbewapende schip. Maar hij zat in mei 1615 samen met leden van zijn bemanning al
anderhalf jaar gevangen in Algiers.
Om gevangenschap of slavernij te ontvluchten, werden verschillende zeelieden
moslem. Zo ook schipper Pieter Jansz uit Akersloot, die in 1626 één van de
voornaamste kaperkapiteins was en zich Haggi Mamy Rais noemde. In datzelfde jaar
verscheen hij zelfs in de Maas, nadat hij uit een frans schip tabak had genomen.
Toch was de bekering tot de Islam niet de enige manier om weer in vrijheid te
worden gesteld. Ook door betaling van een losgeld kreeg men gevangenen vrij Veelal
ging het om bedragen tot een ƒ1.000,-- per persoon. Omdat dit bedrag voor één
persoon of familie nauwelijks was op te brengen, hielden dorpsgenoten collectes.
Zo onstonden in verschillende plaatsen vanaf 1634 'zeevarende beurzen'. De
zeelieden betaalden een bepaald bedrag als premie, waardoor zij verzekerd waren
tegen gevangenschap of verlies van persoonlijke bezittingen. Losgelden werden
gefinancierd uit deze buidels en de beheerders betaalden uit deze buidels ook
mondkost voor de gevangenen. Ook in Akersloot bestond zo'n beurs, maar over haar
oprichting is niets bekend. De eerste en één van de zeldzame vermeldingen was in
1681, toen opzieners van de 'bootsgesellen-buelƒ15,- terugeisten van Adriaen
26
i