vader en Jaap konden meerijden. "Vooruit", zei m'n oom tegen de hit en toen klapte
de hele bak achterover en lagen ze op de weg. Op slot kwamen ze bij dokter die de
wond heeft gehecht. Jaap heeft er verder geen schade van ondervonden, maar m'n
moeder had de schrik te pakken. Dat hield weer in dat de kleinsten huisarrest
kregen als de molen draaide en moeder zat er mee opgescheept. Die nog niet tot de
jaren van verstand gekomen waren, moesten binnen blijven. Er was wel een hek, maar
iedereen liep toch rond de molen. Toen we ouder werden hielden we het zelf wel in
de gaten.
Ik heb alleen lagere school gehad. Dat was toen zo, krabbebijten om in 't leven
te blijven. De meiden gingen de deur uit en voor de jongens stond er ook meteen een
boer klaar voor ƒ1,25 in de week. We gingen tot een jaar of veertien naar school.
Ik kreeg meteen een baantje in de tuin bij Jan Velseboer, een goeie kerel.
Ik heb ook bij Siemen Koppes gewerkt en bij Twaalfhoven. Al met al ben ik bij
bar veel tuinders geweest. Tijdens de oorlog werkte ik in de veenderij van Piet
Schut in 't Heilooër land. Je kwam van 't een naar 't ander. Na de oorlog werkte
ik twaalf jaar bij de meelfabriek van Westzaan. Daarna kwam ik bij gemeentewerken
terecht. Ik heb er van 1957 tot 1977 gewerkt.
Vroeger was je zo met elkaar verbonden. Daar kan ik een voorbeeld van geven.
Tegenover Kruyenaar op de Hoogegeest stond een houten keetje. Daar woonde Neel van
Til. Zo dik als ze was zo goed was ze ook. Ze kon alles missen. Als je er als kind
zijnde kwam kreeg je een appeltje of een peertje of een snoepje, die ze uit een zak
van haar onderrok opdiepte. Ze had altijd wat voor je. Ze hield eenden en kippen,
net als wijZe nam voor ons de eieren mee en veilde die in Alkmaar. Ze ging altijd
met een veebootje mee. Op een dag lag 't bootje voor de steiger op 't Schouw en
bleef wachten. Dat is nu toch onvoorstelbaar, dat was de gemoedelijkheid van toen,
Neel was er nog niet. "Waar zou Neel zijn?" Iemand van de boot ging naar haar op
zoek, toen hoorde hij onderweg dat Nel overleden was.
Er was in die tijd geen jaloezie, want iedereen was arm. Niemand benijdde
iemand om iets, want hij had toch niets.
12