Op 8 juni 1610 namen Jonkees voor de ene helft en de gebroeders Dieloffsen
voor de andere helft 800 Carolus gulden op bodemerij op van Pieter Stompwijk,
koopman te Amsterdam. Het opgeld bedroeg ook hier 20%.
Tenslotte tekende Jonkees en Geerlof Dieloffsen, laatst genoemde mede voor
zijn broer Cornelis, op 22 Juni 1610 een bodemerij brief van 1000 gulden ten behoeve
van de Amsterdamse koopman Gijsbert Jansen de Veer. Nu bedroeg 't opgeld echter 25%
onder bepaling dat indien rovers of andere piraten het schip afhandig maakten "dese
bodemerij sal te niete ende de voornoemde parthijen vrij ende ontslagen van de
anderen sullen wesen".4
Bij de terugkomst van het schip rezen nieuwe moeilijkheden. De bodemerijgevers
wilden het schip arresteren.^
Er is een Procuratie van de Schotse Chirurgijn Mr. Willem Galont om van
Cornelis Dieloffsen en zijn Reders te ontvangen "de betaling van alsulke huyre
ende proffijt als hij verdient heeft ende hem belooft ende toegeseijt is voor zijn
gedane reijse naar Nova Zembla".5
Onderzocht en opgeschreven door mevrouw A. de Reus-Vredenburg te Alkmaar.
4
Gemeente Archief Amsterdam; Not. Arch. inv. 258, foli 8 v, en 9.
^Not. Arch. Amsterdam, inv. 122 foli 124 v, 125 v, 2 Nov. 1610 en 20 Mrt. 1612.
^Not. Arch. Amsterdam; inv. 122 foli 133 v en 144, 5 Nov. 1610.