baaivisserij liep af, dat van de zeevisserij ontstond. Steeds meer moesten de schepen het drijfijs in tot aan de oostkant van Groenland. Het keerpunt naar deze ij svisserij lag om 1670. Vóór 1670 werden schepen gehuurd, die als gewone koopvaarder werden gebruikt. Nu werden schepen onder de waterlijn voorzien van een dubbele plankenhuid als bescherming tegen het drijfijs en niet meer als gewone koopvaarders gebruikt. De schippers kregen meestal een commandeur mee voor de walvisvangst. Alleen Baert Jan Cornelisz was in 1677 zowel schipper als commandeur. Maar de schipper verdween bij de ijsvisserij. De commandeur nam zijn taak over. In de tweede helft van de 17de eeuw breidde de Nederlandse walvisvloot zich sterk uit. In 1683 zeilden 240 schepen uit. In dat jaar voeren waarschijnlijk geen schepen meer met Akersloter schippers. Commandeurs hadden hen vervangen en die kwamen van elders. Tussen 1635 en 1680 werd 35 maal een schipper uit Akersloot met zijn schip gehuurd voor een tocht "ter walvisvangst". Slechts éénmaal, in 1639, voer een schipper naar Spitsbergen en een ander in 1635 naar de Noordkaap van Noorwegen. De rest werd naar de zee ten oosten van Groenland gestuurd. Voeren de schippers uit Akersloot eerst vooral vanuit Amsterdam, in de jaren 70 werd het vertrek- en/of eindpunt veelal Edam, Zaandam of Medemblik. De Akersloter schippers gebruikten hun schepen ook voor de koopvaardij en specialiseerden zich niet alleen op de walvisvangst. Toen dan ook speciale schepen zich in het drijfijs waagden en de schippers vervangen werden door commandeurs, verdwenen de Akersloters uit de walvisvaart. Na 1680 voer geen enkele schipper meer "naar Groenland", slechts één commandeur woonde nog in Akersloot in het begin van de 18de eeuw. In de Noordelijke IJszee was het drijfijs het grootste gevaar. Schepen konden hierin vastraken en versplinterd worden. Maar de scheepvaart op de verschillende routes kende meer gevaren. (wordt vervolgd)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1988 | | pagina 6