arbeider met een haak uit het water bij het gemaal gehaald. M'n moeder heeft
zelf ook een keer te water gelegen. Ze spoelde de kleren in de sloot, 't Plankje
bij de stoep schoot weg. Er lagen twee schippersHeert Zonneveld en Jaap
Bakker, te broodeten op de schuit. Ze zeiden tegen elkaar: "Verdomddaar ligt
Geert Bes te water". Met al die rokken aan kon m'n moeder niet zwemmen maar ze
werd er wel uitgehaaldM'n broer Piet is wel veertien keer te water geraakt.
In de winter kwamen de schaatsenrijders uit Limmen bij ons langs. We legden
dan stro op de weg. Ze gingen over de straat om naar 't binnenmeer in Uitgeest
te gaan. Op de terugweg dronken ze bij ons dan chocolademelk.
Ik ging naar de JacobusschoolIk herinner me nog, dat toen ik uit school
kwam, ik was 'n jaar of zes, de kapberg van Putter in de brand stond.
Op 1 april was 't altijd 't eind van het schooljaar. In april 1914, toen ik
bijna twaalf jaar was, ging ik van school. Ik kwam om drie uur thuis en om vier
uur lag ik al bij m'n vader in de tuin.
Ik herinner me nog dat 'n schipperdie langskwameen prakkie op had staan
in 't roeffie. Piet Putter, de broer van Jan Putter, was een donderstien. Hij
gooide 'n rode kool precies tegen 't pannetjeWe hebben zoveel meegemaakt,
't Was een prachttijd
Er kwamen ook veel hengelaarsdiamantslijpers uit Amsterdam. Jan Blokkker
haalde ze met 'n kapwagen van 't station. Bij ons op zolder lagen de hengels. Op
zaterdagavond zaten de hengelaars bij ons te kaarten. Putter kaartte ook altijd
mee. Hij vroeg dan om 'n goeie Amsterdamse sigaar. We hadden een sigaar laten
maken met bokkevellen er in en hij maar trekken. De volgende morgen zat Putter
op 't hek met weer die sigaar. Hij zei tegen m'n vader: "Ze hebben in Amsterdam
wel goeie sigaren, maar ze zijn zo stijf".
In de oorlogsdagen van 1914, het was een mooie zomer, zat m'n moeder buiten
de krant voor te lezen. De hele buurt kwam luisteren. "Reuter seint", zeiden ze
dan
33