't Was toen nog de gewoonte om 't huisvuil in 'n gat achter in de tuin te
gooien. Later kwam Piet Leering van de Hoogegeest met paard en wagen het vuil
ophalen. "Vullis" stond er op de kar.
M'n vader kreeg een vlek op z'n hand. Eerst zo groot als 'n half centje,
toen een cent, 'n duit, 'n vierduit. 't Werd steeds groter. Volgens de dokter
moest zijn hand eraf. Vader ging naar de kanker ju ff rouw in Castricum en op
voorschrift moest hij 't nathouden met witte wijn, die we hij de kastelein
haalden. De hand is helemaal genezen.
Ik heb veertig jaar in 't Klooster gewoond. Han, Co, Jan, Geer, Jaap, Riet
en Rina zijn er geboren. Toen Han geboren werd, vroor het dat 't kraakte en het-
doopwater in de kerk moest worden ontdooid. Jaapje is overleden voordat hij twee
jaar was geworden. Hij werd heel benauwd. M'n man haalde de dokter, 't Was
kroep. Jaapje moest naar het ziekenhuis. De dokter had een kleine auto. Er was
maar één passagiersplaatsIk ging mee. In 't ziekenhuis moest ik de naam
opgeven en Jaapje werd door een zuster meegenomen. Daarom kwam ik er niet toe om
hem gedag te zeggen. Om twaalf uur 's nachts werden we opgeroepen. Jaapje was
overleden.
M'n man overleed in 1951, toen hij 55 jaar oud was. We hebben met elkaar
een goed leven gehad. Als je man sterft, is 't alsof je hele huis koud wordt.
Ik heb 20 jaar op 't Heer Derckplantsoen gewoond voordat ik in Strammerzoom
kwam. Ik heb m'n man te vroeg verloren. Toch heb ik 'n bevoorrecht leven gehad.
Bevoorrecht door lieve ouders, 'n lieve man en lieve kinderen, goede buren en
vrienden.
Verteld aan en opgetekend door Riet Clazing.
(Bij dit levensverhaal is dankbaar gebruik gemaakt van de aantekeningen van
BrechtjeGeertje en Jaap Baltus)
18