dat 't veel waard was maar 't was een mooie bekroning voor jezelf.
Op Zondag was het de gewoonte van mijn vader en moeder om naar de kerk te gaan.
Op Zondagmiddag gingen ze een rondje om, dat was 't enige verzetje. De kwekers
stonden dan buiten of wandelden ook en overal werd een praatje gemaakt.
Toen ik 14 a 15 jaar was ging ik ook wel uit werken. Ik verdiende zes cent per
uur dat was f4,20 per week. Op Zondag kon je je zakgeld makkelijk op, vrijdag en
zaterdag ging je niet uit, daar had je geen geld voor. Je had er ook geen erg in
want geen mens had er geld voor.
Katholiek en protestant waren toen nog gescheiden, dus ik ging niet naar de
katholieke dansles hoewel ik altijd met katholieke jongens omging. Ik ging dus
in Castricum naar dansles. Dat is geen succes geweest. Ik was al blij als ik
geen teen had geraakt en na dansles heb ik niet veel meer gedanst.
's Avonds gingen we "beurzen". Hier op de hoek waar Toon van der Eng woont en
ook op de hoek bij dokter was 'n pleisterplaats. Daar stonden altijd jongens en
er werden wetenswaardigheden uitgewisseld.
Toen ik jong was en nog bij m'n vader werkte ging het slecht in de bollen. We
sneden ranonkels en anemonen, dat deden de meeste tuinders. Je kon ze alleen
snijden als de zon weg was, dus 't was altijd avondwerk, 's Morgens gingen we
met de bloemenwieg, 'n mand van anderhalve meter breed, vóór op de bagagedrager
naar 't station van Uitgeest en dan met de trein naar Amsterdam naar "De Kant",
naast 't Centraal Station waar nu de taxistandplaats is. Dat deden we drie keer
in de week. Dan kwamen Amsterdammers met bakfietsen om de bloemen voor één of
twee cent per bos te kopen en weer uit te venten.
Later, ik was een jaar of achttien, ventte ik met bloemen in De Zaan. De bollen
waren weinig waard, je plukte je eigen bloemen: als je honderd bos had en drie
keer in de week ging kon het hele huisgezin er van eten. Het eerste jaar belde
ik huis aan huis. Toen ik iemand zag roepen stond me dat beter aan. Ik riep:
"mooie gekleurde bloemen" of bloemen in alle kleuren". Als er iemand woonde
die ik kende durfde ik niet te roepen, 'n verkeerd soort schaamtegevoel denk ik.
27