In 1182 komt het tot een treffen met de Westfriezen bij Akersloot. Zeer zeker is
Hugo ook van de partij geweest en heeft zich, op zijn paard gezetenin het
strijdgewoel gemengd. Met zijn zwaard zal hij op de Westfriezenook wel de
Kleinfriezen genoemd, hebben ingeslagen.
"Vresones in villa Ekkerslote occiduntur"De Friezen sneuvelden bij het
slot Ekkerslote, zeggen de Egmondse analen.
Melis Stoke rijmt omstreeks 1300:
"In 't selve jaar (1182) mosten de Vriesen
"Scade nemen ende verliesen
"daar die kwamen op Akersloot
"want vele de hare bleven doot.
In dat jaar betaalt Franco, de Abt van Egmond, 4 marcas en 5 solidos aan
Hugo. Hij had de hofsteden beschermd, die monnik Jacobus aan de Abdij had
geschonken. Deze monnik was een "dienstman der kerk", een titel die duidt op
"hogere" afkomst. Wanneer en hoe deze Hugo aan zijn einde kwamis niet opgete
kend. In ieder geval moet dat voor 1201 zijn geweest. Omstreeks die tijd kreeg
de Heerlijkheid haar eerste vaste omgrenzing. Als leenman van de Graaf van
Holland werd hij begunstigd met goederen en aangrenzende gebieden, o.a. De Woude
en Kogerpolder.
Naast deze gunsten en rechten kreeg hij ook plichten opgelegd. Zo moest
Hugo, door het afleggen van de Riddereed of andere belofte, beloven om de Heer
Graaf bij te staan daar waar hij het nodig vond. Vanaf die tijd mocht hij zich
"Van Akersloot" noemen.
De macht spitste zich toe. De bewoners van de hofsteden en de gebruikers
van het land (pachters) waren de horigen of lijfeigenen. Zij waren verplicht te
blijven en betaalden hun pacht in natura aan de landheer, de heer van Akersloot.
11