Het was niet zomaar toegestaan om de brandspuit naar buiten te rijden. Want
bij noodweer van donder mocht de brandspuit dan pas naar buiten voor en aleer de
bui was overgedreven en dan niet dan met met toestemming van den Burgemeester of
diens eerste assessor.
In de vergadering van de raad van dinsdag 28 juni 1822 werd verder nog
bepaald dat in het vervolg de brand kenbaar zou worden gemaakt door klokluiden
en door het uitsteken van vlaggen bij dag en van lantaarns 's nachts uit de
toren.
Bit waren de eerste stappen op weg naar een beetje organisatie rond het
brandweergebeuren
Op 18 december 1856 stelde de raad van de gemeente Akersloot de verordening
op het Brandweerwezen officieel vast. Haast wat algemene bepalingen stond in
deze verordening ook dat "tot het bedienen der spuitenalle mannelijke ingeze
tenen van 18 tot 60 jaren oude werden geroepen tenzij zij door ziekten of
lichamelijke gebreken, ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders, zo nodig
na verhoor van een deskundige, daartoe niet in staat waren.Uitzondering was
echter gemaakt voor:
- de leden van de raad
- de gemeente-secretaris
- de rijksontvanger
- de geestelijken
- de onderwijzers van gevestigde scholen
- de genees-, heel- en verloskundigen
- de gemeentebode, veldwachter en rijksambtenaren
- de brievenpost
- de veer- en pontschippers en hunnen vaste knechts
- de watermolenaars
- de korenmolenaars
- de bewoners van de Oost- en Westwoude, de Starnmeer en de Kogerpolder.