ren over zijn paard neerhing. Het boschpad glooide omhoog naar een heuvel en
het paard stapte traag de helling op. Boven hield de ruiter de teugels in en
zag in het rond. De mist was dikker gewordenslechts de toppen der berken en
eiken aan de voet van de heuvel waren zichtbaarHeer Floris was Op korte af
stand van zijn slot en toch kon hij niets van het zware gebouw in de nevel zien.
Hij staarde in de dikke nevel en hij dacht aan hetgeen in die middag was ge
schied-, hij stond in de kleine zaal van de pastorie in Akersloot, door de in
lood gevatte ruitjes zag hij naar de rietpiassen van de waterzijde en hij luis
terde naar de oude priesterheer Walfert"Niet alleen geeft gij ergernis door
een losbandig leven en door de omgang met edellieden die een schande zijn voor
de adel van Ho 1 landtmaar gij hebt een nog grooter misdaad begaan: Uw zuster
Gisela, die in de abdij van Leeuwenhorst is ingetreden, hebt gij met geweld
en tegen haar wil, uit het klooster gehaald en houdt gij haar gevangen op Uw
slot. Hedenmiddag zal de fiscaal van de Bisschop van Utrecht u persoonlijk be
zoeken en de kerkelijke ban over u uitspreken totdat gij het onrecht hebt
hersteldGij hebt zwaar misdaan tegen het kerkelijk gezag, heer Floris keer
terug voor het te laat is!" Heer Floris had niets geantwoord en keek met een
blik vol haat en woede naar de grijsaard die voor hem in een eiken leunstoel
zat. Zwijgend is hij 'heengegaan en naar zijn slot teruggereden. Zich laten
dwingen? Nooit! Even kwam een vaag bewustzijn bij hem op,dat hij zelf nooit an
ders deed, maar deze gedachte schoof hij gauw terzijdeNooit zou hij wijken!
Hij trok wild aan de teugels van het paard en galoppeerde in wilde draf van
de helling af naar het slot. Toen hij voor het slot kwam, hing de rode vlag
met de zwarte lelies het wapen van Lamoor, uit de lage toren van het poort
gebouw, ten teken dat een hooge bezoeker op het kasteel vertoefdeDe fiscaal
was dus reeds gekomen. De ruiter vloekte binnensmondstoen hij over de slot
brug door de lage poort naar binnen reed. Hij sprong driftig van zijn paard
en wierp de stalknecht de teugels toe, die ijlings uit het smalle poortje van
de flanktoren op hem toe snelde. De heer fiscaal van Utrecht wenscht uwe
Edelheid te spreken", zei de knecht. Heer Floris antwoordde niet; hij wierp
29