het beleg
stand. De situatie leek zó hopeloosdat zelfs sommige geuzenaanvoerders weinig
hoop meer hadden.
De Geuzen lagen te Heiloo en Egmond, maar Alkmaar mochten ze niet binnen. Toen
Cabeljau met zijn troepen op de fatale 13e juli voor de poort stond, weigerde
het stadsbestuur hem de toegang. De geuzen moesten zich maar buiten de stad ver
schansen als ze zo graag vechten wilden. Maat Cabeljau voelde er niets voor zich
te legeren met de vijand van voren en in de rug een stad die hij niet kon ver
trouwen. Op 15 juli werd een nieuwverzoek geweigerd en op 16 juli naderden de
Spanjaardendie kennelijk van plan waren het verzet in het noorden te breken
en zich van de Zuiderzeehavens meester te maken. Binnen Alkmaar heerste een ner
veuze toestand
Spaansgezinde burgers eisten het binnenlaten van de Spanjaarden en verder waren
er fervente gereformeerden, van wie een aantal in 1567 was gevlucht en onlangs
teruggekeerd en die voor binnenlaten van de geuzen waren. Het stadsbestuur kon
geen besluit nemen, deputaties van de geuzen maakten hun opwachting en vanuit
het Gulden Vlies werd op Guillaumer Mostaertde onderaanvoorder van Sonoymet
een pistool geschoten.Toch zijn die dag de geuzen in de stad gekomen. Volgens
het gangbare verhaal zou burgemeester Floris van Teylingen de gedenkwaardige
woorden hebben gesprokenIk wil met de Prins en de Burgerij leven en sterven"
waarnahij de stadstimmerman Maerten Pietersz van der Mey opdracht gaf de Ken-
nemerpoort voor de geuzen te openen. Het is een verhaal dat eerst later in de
geschiedbronnen opduikt en waarschijnlijk onwaar is. Over wat er dan wél is ge
beurd zwijgen de eigentijdse schrijverszodat wij alleen maar kunnen vermoeden
dat de geuzen zichzelf toegang hebben verschaftmet de hulp van een aantal ge
loofsgenoten
De geuzen waren dus in Alkmaar, doch het beleg ging voorlopig niet door
aangezien de Spanjaarden het gevecht niet aandurfden. Ze zouden eerst op 21
augustus terugkomen om de stad in te sluiten. Helaas heeft Alkmaar de adempauze
16