m INNEWRAAK Hoor, het angelus klept en de zoom van de meir kaatst niet langer het goud van de avondstond weer, maar de vlakte smelt weg in de scheemring der nacht, en door 't donkere woud trilt de roodebrost-klacht Jonker Barthout riep gram:"Bit mijn appelgrauw op!" en de valbrug viel neer. Hij stoof heen in galop, door het Boekelerwoudlangs de donkere meir, op de slingrende baan naar het Ouddorper-veer Hij peinsde halfluidop eem sombere toon, "O, Goudrada zo vals! O, Goudrada zo schoon! wat euvele hand heeft uw schouder geraakt, dat gij mij dus uw trouw en uw minne verzaakt? Hangt u 't harte,Friesinne! te vast aan uw stam, wat kweektet gij dan in mijn boezem de vlam, gaat u 't Friese moeras boven Kinnems landdouw wat zwoert gij dan eenmaal mij uw weermin en trouw? Nooit schittere uw kleur meer op 't edel tornier, nooit roeme u de mond van een hoofs cavalier nooit heffe één de kelk tot uwe eer weer omhoog, nooit ruste op uw schoon meer een erelijk oog.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Groene Valck - Akersloot | 1982 | | pagina 9