Zodat het gemeentebestuur van Akerslootdie uit zedelijke en bezuinigings
overwegingen op Oudejaarsavond 1823, de overwinterende kanaalwerkers het land in heeft
laten jagen, tenminste nog één rekening gepresenteerd heeft gekregen.
De werken aan het kanaal hebben geduurd van 1819 tot en met 1824. Als u er
vandaag of morgen eens langs fietst of rijdt, sta er dan eens even bij stil, hoeveel
leed en ongemak de polderwerkers hebben gehad, voor ons gemak.
Een lied dat de arbeiders zongen bij het graven aan het
Noord-Hollandskanaal
Ik liep eens langs het Noord-Hollandskanaal,
Om de werken eens gaan te bekijken
Waar ik zoveel kruiers en spitters vond,
Die mij allen vriendelijk groetten
Ik zei:"Zeg kameraden hoe gaat het met u hier?
Schept gij in het werken nog veel plezier?"
Ze zeiden:" Kameradeken, dat zou er wel gaan,
Maar de grond loopt ons zo tegen,
Al was er dan maar klei en derrie, die was goed,
Dan scheppen wij als poldergasthele goede moed.
Daar ginder wijd daar komt onze onderbaas weer aan,
Maar voor die vent hebben wij geen vrezen,
Hij loopt er van boven naar beneden en langs het stort,
En zegt tot de stortbaas"Vrindje stort veel te kort'.'
Daar ginder wijd daar komt onze zoetelaar weer aan,
Zeg is er nog een hassiebassie nodig?
Hij heeft er nog van die Edammer thee,
Maar er water bij te gooien, daar bemoeien wij ons niet mee.
De gegevens kwamen uit het archief Alkmaar en het boekje"Dit zijn mijn beren" het werd
opgezocht door de archiefwerkgroep en geschreven door, Marg Bakker-Schoon. 13